PlusBoekrecensie
Mounir Samuel pleit voor zorgvuldig taalgebruik: waarom soggi een betere term is dan queer
In Je mag ook niets meer zeggen, een nieuwe taal voor een nieuwe tijd pleit Mounir Samuel ervoor minder achteloos met woorden om te springen. De richtlijnen en adviezen in het praktische en ambitieuze boek geven stof tot nadenken.
‘Steeds meer mensen zijn op zoek naar woorden. Wie weet eigenlijk nog wat je wel en niet mag zeggen (en waarom)?’ schrijft Mounir Samuel in het voorwoord van Je mag ook niets meer zeggen. Een hot topic, zie ook de veel gebezigde zin waaraan hij de titel ontleende. Veel woorden en begrippen zijn politiek beladen en zodra het begrip een te negatieve bijklank heeft gekregen introduceert (meestal) de overheid een nieuw begrip.
Vorige week was ik bij een vergadering werd gesproken over de ‘aandachtsmanager’. Ik onderbrak mijn collega en vroeg wat dat was. Ze zei: “Dat was vroeger de ‘diversiteitsmedewerker’, maar ‘diversiteit’ is stigmatiserend en ‘inclusiviteit’ dekt de lading niet helemaal, dus is het nu ‘aandachtsmanager’ geworden.” Om maar te illustreren hoe snel een woord uit de mode is (en hoe inwisselbaar een ‘medewerker’ en een ‘manager’ zijn).
In 2021 maakte Samuel in opdracht van de Code Diversiteit & Inclusie Waarden voor een nieuwe taal. Het document was bedoeld als aanbeveling voor de kunst- en cultuursector, maar vond ook weerklank in het bedrijfsleven, bij overheden, media, onderwijs en maatschappelijke organisaties. De behoefte aan houvast is kortom groot.
Goede sier
Samuel koos ervoor om ‘waardegericht en niet woordgericht’ te werk te gaan, met name omdat de taal zo snel verandert. Ook geeft hij aan niet te willen werken met een ‘verbodenwoordenlijst’, hoewel ieder hoofdstuk een lijst bevat met woorden die je beter niet zou kunnen gebruiken met een uitleg waarom niet.
Het is een omvangrijk en ambitieus boek met vijf thema’s van de persoonlijke tot de maatschappelijk sfeer: Geslacht, genderidentiteit & seksuele oriëntatie, Toegankelijkheid & validisme, Dekolonisatie & racisme, Inclusie & erkenning, en Democratisering & eigenschap. Onder ieder thema vallen waarden, zoals: ‘Dekoloniseer de Nederlandse taal’, ‘Expertise en identiteit zijn twee verschillende zaken’ en ‘Weg met de elitaire bubbel’.
Het zijn prikkelende waarden die iederéén in het politieke spectrum uitnodigen tot kritische reflectie en discussie. Neem bijvoorbeeld: ‘Queer is geen paradepaardje’. ‘Queer’ is gecommercialiseerd en geëxploiteerd, legt Samuel uit.
Begon het ooit als persoonlijk en politiek statement tegen maatschappelijke heteroseksuele normen en binaire genderopvattingen, tegenwoordig is ‘queer’ net als ‘klimaat’ een hip thema waar ook het bedrijfsleven makkelijk goede sier mee kan maken, oftewel ‘rozewassen’ (pink washing): ‘het fenomeen waarbij organisaties, bedrijven of instellingen zich van hun meest progressieve buitenkant laten zien, terwijl de interne positie van lhbtqia+ personen en/of het denken over soggi vaak te wensen overlaat.(..)’ In plaats van ‘queer’ stelt Samuel voor om het begrip ‘soggi’ te gebruiken; een verzamelbegrip voor seksuele oriëntaties, geslachten en genderidentiteiten.
Omte en nifje
In een verdiepende paragraaf legt Samuel uit waar ‘roze’ in relatie tot lhbtqia+ vandaan komt: zoals Joden van de nazi’s een davidster moesten dragen, moesten lhbtqia+ personen een omgekeerde roze driehoek dragen. De beladenheid van deze achtergrond onderstreept het belang van een zorgvuldig gebruik van ‘roze begrippen’, zoals het hele boek een pleidooi is voor zorgvuldig taalgebruik. De achterliggende gedachte: als je de (beladen) geschiedenis van een woord kent, zal je het waarschijnlijk minder lichtzinnig gebruiken.
De opzet van het boek doet schools aan, maar is daarmee ook toegankelijk voor een breed scala aan lezers. Het bevat korte paragrafen, veel kadertekstjes met tips, achtergrondinformatie en definities van bestaande begrippen. Daarnaast introduceert hij nieuwe begrippen (‘omte’ als genderneutraal alternatief naast oom en tante en ‘nifje’ , naast neefje en nichtje), vertaalt begrippen uit het Engels (‘mansplaining’ wordt ‘meneren’, ‘manspreading’ ‘de mannenzit’) en legt hij met veel zorg en aandacht uit waarom we bepaalde woorden niet zouden moeten willen gebruiken.
Ook bevat ieder hoofdstuk lijstjes met aanbevelingen, zoals: ‘Verhef je stem niet tegen iemand die aangeeft slechtziend te zijn en spreek niet kinderlijk tegen een persoon in een rolstoel. Communiceer op gelijke hoogte.’ Dit lijkt een open deur, maar is het dat werkelijk? Samuel, die zelf aan een regressieve oogziekte lijdt, neemt het op voor mensen met een beperking, die vaak worden gereduceerd tot hun beperking: de blinde, de autist, de rolstoel (ja echt!).
Dappere dodo
In het hoofdstuk Toegankelijkheid & validisme laat Samuel zien hoe vol onze taal is van validisme. ‘In vrijwel geen taal wordt meer gevloekt en gescholden met ziektes, beperkingen en geslachtsdelen dan in het Nederlands. (...) Het maakt het Nederlands een van de grofste talen ter wereld en daarmee ook een van de meest kwetsende,’ meent hij.
‘Alle uitdrukkingen waarbij fysieke, zintuigelijke, neurologische en verstandelijke beperkingen in negatieve zin voorkomen, kunnen als institutioneel validisme in de taal worden beschouwd. (..) Ik zou de betekenis van taalkundig validisme willen uitbreiden. Iedere keer als het valide perspectief als positieve norm wordt gebruikt, is er immers ook sprake van een vorm van validisme.’
Als voorbeeld noemt hij uitdrukkingen als: ‘We kunnen elkaar de hand schudden (Dat gaat dus niet als het de persoon aan een hand ontbreekt)’, tunnelvisie, handboek, je kunt wel zien, nou moet je wel luisteren, zienswijze et cetera. Persoonlijk lijkt het me erg ingewikkeld om deze zintuigelijke uitdrukkingen uit mijn vocabulaire te weren, nog los van de vraag of ik dat wel wil, maar hij geeft iets om over na te denken. Al is het maar over de onnadenkendheid waarmee we ons dagelijks uitdrukken.
Consequent als Samuel is, denkt hij het fenomeen ‘validisme’ tot de uiterste consequentie door en geeft nog iets anders mee om over na te denken: zoöïsme, oftewel: 1. het fenomeen waarbij dieren en hun gedrag op een negatieve manier in de taal worden benoemd om daarmee het superieure mensbeeld ten opzichte van dieren te bevestigen. 2. Het toeschrijven van dierlijk gedrag aan mensen om hen te ontmenselijken.
Dat betekent dat we het beter niet hebben over: ‘de dove kwartel’, ‘de dappere dodo’, ‘krokodillentranen’ of het ‘arme schaap’. Een geschikt onderwerp voor het verkiezingsprogramma van de Partij voor de Dieren?
Geschiedenis vol hiaten
Een van de hete hangijzers van het boek is het onderwerp Dekolonisatie & racisme, met als een van de bijbehorende waarden ‘erken de geschiedenis en benoem die’. Geschiedenis wordt geschreven door de machthebbers, weten we. Het leverde een geschiedenis op vol hiaten, eufemismen en abstracties, zeker als het gaat om het kolonialisme en de slavernij.
Samuel schrijft onder meer over de gruwelijke geschiedenis van Nederlands-Indië en Belgisch-Congo. Wat je meestal niet in de geschiedenisboeken leest: soldaten van de Force Publique hakten bij tot slaaf gemaakten die de rubberquota niet haalden voor straf een hand af. Ze ontvingen bonussen op basis van het aantal afgehakte handen. ‘Geen rechtsherstel zonder waarheidsvinding,’ schrijft Samuel en hij doet een aantal heel concrete aanbevelingen om de geschiedenis op neutrale wijze te herschrijven.
Dat heeft natuurlijk iets pretentieus, want waarom zouden we Samuels richtlijnen en adviezen opvolgen? Het boek pleit er misschien in de eerste plaats voor om minder achteloos met woorden om te springen en ze met zorg, kennis en aandacht te kiezen.
Samuel wijst op de kracht en macht van woorden. Je mag ook niets meer zeggen is een moedig en vooruitstrevend boek dat iedereen aan het denken zet.
Je mag ook niets meer zeggen
Mounir Samuel
Nieuw Amsterdam, €24,99
366 blz.