PlusInterview
Met het vertalen van ‘Donkere wolken boven Parijs’ kwam Maarten Eliasars vader tot leven
De Amsterdamse oud-huisarts Maarten Eliasar vertaalde Donkere wolken boven Parijs, het youngadultboek van Megan Koreman over de befaamde Dutch-Paris ontsnappingslijn in de Tweede Wereldoorlog. Eliasars eigen Joodse vader en grootvader probeerden via deze weg in 1942 Zwitserland te bereiken.
Na de dood van zijn moeder in 1995 vond Maarten Eliasar (63) een zorgvuldig met touw dichtgeknoopte doos in de berging van zijn ouderlijk huis. Bijna had hij het pakket met ‘oude belastingpapieren’ ongeopend weggegooid. Tot zijn verbazing vond hij een stapel brieven uit de jaren 1941-1945 tussen zijn moeder die in een Duits interneringskamp zat en zijn vader André die op de vlucht naar Zwitserland was. Hij krijgt nog kippenvel van de vondst.
Wat deed het met u?
“Ik was compleet van de wereld door die brieven. Het was een romance in briefvorm, maar lezend voel je de spanning toenemen. Het emotioneerde me diep en moest de stapel steeds wegleggen. In de brieven probeerden mijn ouders elkaar een hart onder de riem te steken. Aan het einde van de oorlog, in april 1945, schreef mijn moeder: ‘God, wat hadden we het vroeger toch goed & we wisten het niet.’ Zo jong en zo wijs. Ze was nog maar 22. Ik moest erom huilen.”
Was het moeilijk hun liefdesbrieven te lezen?
“Ik voelde me een voyeur. Mijn vader, die onder de naam Joop de Boer schreef, zinspeelde op de toekomstige romantiek: ‘So long darling, ik brand van verlangen om de schulden die je bij me hebt te komen innen.’ Zij schreef terug: ‘Maak jij een “account” van de schulden!!’
Wat is het verhaal van uw ouders?
“Mijn Engelse moeder zat in de oorlog in het Duitse interneringskamp Liebenau. Mijn Joodse vader André was met mijn grootvader Simon, weduwnaar, in 1942 op de vlucht naar Zwitserland. Ze bereikten op eigen kracht Lyon. Jean Weidner, die met twee anderen de Dutch-Paris ontsnappingslijn opzette, probeerde hen de Zwitserse grens over te krijgen. Een overijverige Franse douanier pakte hen op, waarna ze in verschillende kampen belandden. Mijn vader werd na enige tijd tewerkgesteld aan de Atlantikwall maar wist te ontsnappen en bereikte in juli 1943 Zwitserland.”
Kende u het oorlogsverleden van uw familie?
“Mijn vader sprak er weinig over. Ik wist wel dat mijn grootvader het niet had gered. Hij is in december 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Op de schoorsteenmantel stond een foto van hem. Ik zag een man die ik graag zou leren kennen maar het was eerder de vader van mijn papa dan mijn opa. Ernaar vragen deed je niet. Als kind voelde ik de conspiracy of silence. Ik voelde dat er een geheim was, maar wilde geen ruzie of verdriet veroorzaken.”
Wat deed die zwijgzaamheid met u?
“Ik wilde graag het hele verhaal weten. Maar mijn vader kon er niet over praten en zat vaak stilletjes in zijn stoel. Hij lachte niet meer. Hij zei: ‘Mijn vader is vermoord. Ik kan nooit meer vrolijk zijn.’ Als kinderen moesten we dan rustig zijn en daarmee rekening houden. Dat deed je. Maar zwijgen is ook een belasting. Ik ben mijn hele leven bezig geweest met de oorlog.”
U bent op aanraden van uw vader geneeskunde gaan studeren.
“Hij zei: ‘Als er oorlog komt, zit je het veiligst als dokter.’ Dat blijkt ook uit het boek Vergeet niet dat je arts bent van Hannah van den Ende. Artsen hadden een grotere overlevingskans doordat ze vanwege hun beroep minder snel op transport werden gezet.”
Hoe verliep uw carrière als arts?
“Ik was de jongen die alles goed moest maken. Net als Ischa Meijer. Ik wilde mijn ouders blij en gelukkig maken en ging als huisarts ook zo met mijn patiënten om. Die dienstbaarheid heeft me helemaal uitgeput. Ik werd depressief en ben uiteindelijk na tien jaar gestopt als huisarts.”
Via de Dutch-Paris ontsnappingslijn zijn drieduizend Joden, verzetsstrijders en neergeschoten geallieerde piloten gered, onder wie voormalig Parool-hoofdredacteur Gerrit Jan van Heuven Goedhart. Jean Weidner kwam na de oorlog vaak bij u thuis.
“Ik ben zelfs vernoemd naar hem. Mijn tweede voornaam is Jean. Pas als wij naar bed moesten, spraken hij en mijn vader over de oorlog. Weidner heeft er zijn hele leven mee gezeten dat hij mijn grootvader niet kon redden. Hij rekende zich dat aan terwijl hij ruim drieduizend mensen had gered.”
Hoe kwam u uiteindelijk achter het hele verhaal van uw vader en grootvader?
“Ik zocht in 2005 contact met historicus Megan Koreman, die in internationale archieven onderzoek deed naar de ontsnappingslijn. Ze schreef in 2016 het boek Gewone helden met daarin het vluchtverhaal en een foto van mijn vader en grootvader die zij in 1942 vlak voor hun vlucht hadden laten maken door vermoedelijk hun huishoudster in hun woning in Scheveningen.”
U hoorde voor het eerst het verhaal via Koreman?
“De nalatenschap van Weidner heeft ertoe bijgedragen dat ik het verhaal weet. Hij liet zijn medewerkers hun ervaringen met de onsnappingslijn opschrijven. Dat heeft mij goed gedaan. Dus indirect heeft hij mij ook geholpen. Ik weet nu voldoende. Maar wat had ik het graag uit mijn vaders mond gehoord.”
Koreman schreef dit jaar het youngadultboek Donkere wolken boven Parijs, dat u vanuit het Engels heeft vertaald. Waarom?
“Mijn moeder is Engels en ik beheers de taal goed. Met het vertalen kwamen mijn vader en grootvader nog meer tot leven. Ik zag hen aankomen op Gare du Nord en door Parijs lopen.”
Onlangs was er nog een mooie ontdekking over uw grootvader.
“Archivaris Sierk Plantinga van het Nationaal Archief ontdekte in Parijs dat mijn grootvader zijn naam had gekrast op de muur van doorgangskamp Drancy. Boven zijn naam had hij O.Z.O. geschreven: Oranje Zal Overwinnen. Dat stuk pleisterwerk komt straks in het Nationaal Holocaust Museum te hangen. Zo komt mijn grootvader toch terug naar Nederland.”
Donkere wolken boven Parijs
Megan Koreman, vertaald uit het Engels door Maarten Eliasar.
HL Books, €17,95