PlusKunst
Lassnig in het Stedelijk: geen wittemannenkunst, geen selectie
Maria Lassnig behoort tot een van de belangrijkste naoorlogse kunstenaars van Oostenrijk. Het overzicht in het Stedelijk mist echter selectie.
Je komt binnen en kijkt recht in de loop van een pistool. Du oder Ich zet de tentoonstelling Maria Lassnig: Ways of Being meteen op scherp. De betreffende revolver wordt gehanteerd door een spiernaakte vrouw met kaal hoofd. In haar andere hand heeft ze nog zo'n handvuurwapen, geplaatst tegen haar eigen slaap.
Dit is een vals spelletje Russisch roulette waarbij de kijker alleen maar kan verliezen: of je wordt neergeschoten, of je bent getuige van zelfmoord. Maar de aanstichter van dit onheil is allesbehalve zelfgenoegzaam. Haar oude lijf met uitgezakte borsten oogt kwetsbaar en in haar ogen is afgrijzen te lezen. Zij zou dit liever ook niet doen, maar het kan niet anders. Dit is een kwestie van leven of dood.
Dat hoofd keert nog vele keren terug in de tentoonstelling. Zacht en bijna meisjesachtig, met een volle bos haar, in Selbstporträt mit Gurkenglas. Maar veel vaker als ET-achtig wezen en in nachtmerrieachtige omstandigheden. Met haar hersenen aan de buitenkant van haar schedel bijvoorbeeld, of gevangen achter een traliehek. In de laatste zaal ligt dat treurige koppie tussen soortgenoten in een ziekenhuiszaal te wachten op het einde.
Feminisme
Gedurende vrijwel haar hele lange carrière schilderde Maria Lassnig (1919-2014) haar eigen lichaam als spiegel van haar ontwikkeling, gedachten en overtuigingen. Ze maakte zichzelf tot onderwerp en inzet van haar kunst. Ze portretteerde zichzelf als vrouw, als kunstenaar en als Oostenrijker van vlak na de Eerste Wereldoorlog. Haar lichaam werd daardoor automatisch het canvas voor politieke en maatschappelijke onderwerpen.
Toen Lassnig in de jaren zeventig in New York in de ban van het feminisme raakte, beeldde zij zichzelf af als naakte reuzin tussen de wolkenkrabbers van Manhattan. Haar afkeer van oorlog - een exclusief mannelijk kwaad in haar ogen - uitte ze in de vorm van een geknielde vrouwfiguur die van een gezichtsloze nazi de 'thumbs down' krijgt.
En toen ze in 1980 werd aangesteld als eerste vrouwelijke professor in de schilderkunst in de Duitssprekende wereld, vertaalde ze het haantjesgedrag van collega's in 'voetbalschilderijen' waar het maatschappelijk verkeer gelijkstaat aan een spel dat verdacht veel op oorlog lijkt.
In een van de beste werken uit die serie staat zij zelf afgebeeld, gekleed in niet meer dan voetbalschoenen en -kousen. Ze houdt een bal hoog die veel weg heeft van een aardbol. Ongerust kijkt ze opzij, beducht voor een onverwachte tackle.
Inhaalslag voor vrouwen
Lassnig werd artistiek volwassen in de jaren vijftig. Als onderdeel van de Hundsgruppe trok de kunstenaar naar Parijs, waar ze vele stijlen uitprobeerde, zoals te zien is in een apart daaraan gewijde zaal. Lassnigs surrealistische tekeningen zijn angstaanjagend goed, haar abstracte werken minder.
Toch werkte ze een tijdlang volgens de mode van de tijd, wat onder andere haar Strichbilder opleverde: kleurrijke composities met lijnen. Haar eigenlijke taal vond ze in de zelfportretten die ze Körperbewusstseinsbilder doopte: lichaamsbewuste beelden.
Maria Lassnig: Ways of Being is de zoveelste Stedelijktentoonstelling in korte tijd van een vrouwelijke kunstenaar. Het is een broodnodige inhaalslag van het museum dat lange tijd een tempel voor wittemannenkunst was. Dat is lovenswaardig, maar leidt in deze tentoonstelling tot overcompensatie.
Het Lassnig-retrospectief is met ruim 250 werken het grootste ooit, meldt het museum trots, maar het overzicht zou gebaat zijn geweest bij een scherpere selectie - net als de eerder geopende tentoonstelling van Jacqueline de Jonge.
Lassnigs beelden hadden wel weggelaten kunnen worden. Ze zijn niet echt goed en voegen weinig toe. Ook van haar schilderijen hangen er te veel. Alleen al in de erezaal stoort de overdaad van ongelijkmatige kwaliteit, waardoor ijzersterke werken als Du oder Ich in de verdrukking raken. De animatiefilmpjes, die tot het beste in de tentoonstelling behoren, zijn stiefmoederlijk veroordeeld tot kleine schermpjes in de hoek.
Een totale misser zijn de kleurtjes op sommige wanden. Deze minimale poging tot scenografie is vast bedoeld om de sfeer binnen de thematisch gerangschikte zalen te versterken en de kleuren corresponderen met het palet van de schilder, maar het effect is als van truttige interieurstyling. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de vrouw die zichzelf zo radicaal, met huid en haar, op het spel zette.
Ways of Being van Maria Lassnig: t/m 11 augustus in Stedelijk Museum.