PlusDe Klapstoel
Journalist Constant Meijers: ‘Achteraf denk je: oef, met kinderen naar Michael Jackson...’
Constant Meijers (1945) is journalist. Hij was hoofdredacteur van Oor en theatermaker en werkte voor Veronica. Over zijn avonturen als popjournalist schreef hij het boek Hotel Californië.
Leiden
“Ik ben er geboren, maar mijn jeugd speelde zich af in Hilversum. Ik kom uit een middenstandsgezin. Kleine middenstand, moet ik zeggen. Of nog preciezer: katholieke kleine middenstand. Mijn ouders hadden een winkel in baby- en kleuterkleding. Gunstig, want het was de tijd van de babyboom. Ze hebben er acht kinderen van kunnen grootbrengen, van wie ik de oudste ben. Ik was een heel ander iemand dan nu. Ik was bijdehand en had een redelijk grote mond, maar ik had nog niet zoveel bagage. Ik heb er lang last van gehad: ik wilde wel, maar er zat te weinig achter.”
The Spectacles
“De beatgroep waarvan ik de zanger was en waarmee we drie singles opnamen. Eerst heetten we Long Tall Shorty and the Spectacles, maar het begon met het schoolbandje The Strangers, waarmee we muziek in de stijl van Cliff Richard and the Shadows maakten. Ik was Cliff, zeg maar.”
“In de bandjes van die tijd had je een vaste verdeling in menstypes. De brutaalste was de zanger. De wat verlegener jongens speelden gitaar of bas. En de drummer werkte vaak al. Een drumstel was het duurste instrument, om daar een lening voor af te kunnen sluiten moest je een baan hebben.”
“Met de gitarist van The Strangers ging ik in 1964 naar Liverpool om The Beatles te zien optreden, niet wetende dat de groep inmiddels al naar Londen was verhuisd. Twee weken lang hebben we in The Cavern wel alle bandjes in de slipstream van The Beatles gezien. Op de kermis zagen we jongens met parka’s met daarop de woorden Rolling Stones of kortweg Stones. We hebben echt moeten vragen wat dat betekende, we kenden de groep nog niet.”
Oor
“Van de week kreeg ik een exemplaar opgestuurd omdat er een voorpublicatie uit Hotel Californië in staat. Nee, ik lees Oor niet meer. Ik heb er van 1973 tot 1982 met veel plezier gewerkt, maar mijn ronde in de popmuziek loopt van 1960 tot 1977, het jaar dat punk opkwam. Eerst vereenzelvigde ik me met Cliff, toen met The Beatles en daarna kwamen de Eagles en al die jongens. Ik had de popmuziek zien groeien van iets dat zich in keldertjes afspeelde tot stadionniveau. Ik snapte in 1977 best dat de muziek weer terug naar die keldertjes moest, maar ik dacht: je kan maar één keer jong zijn. Ik bleef de popmuziek volgen, maar meer op afstand.”
Buikbandje
“Achter op Hotel Californië staan aanbevelingen van Matthijs van Nieuwkerk, Freek de Jonge en Peter Buwalda. Op een avond zei mijn vrouw: ‘Waarom vraag je ook Neil Young niet om een quote?’ Ik stuurde hem op goed geluk een mail en toen ik de volgende dag mijn computer aanzette, bleek hij al te hebben geantwoord. En hij leverde zo’n prachtige blurb dat we er een buikbandje om het boek van hebben gemaakt.”
“Wat hij en ik voor band hebben? Vriendschap is een groot woord. Hij zal me nooit bellen of zo. Maar we kennen elkaar wel. Zeker in de seventies heb ik hem vaak meegemaakt. Ik heb op zijn ranch gelogeerd, maakte stukjes van Amerikaanse tournees mee – zo ging dat in die tijd, popjournalisten van nu weten niet wat ze horen. Als hij nu in Nederland optreedt, liggen er kaartjes voor me klaar en ga ik na afloop even gedag zeggen. Niemand blijft zijn hele leven dezelfde, ook hij niet. Vroeger was hij wel heel geestig, maar minder vriendelijk. Ik denk niet dat hij toen zo’n quote zou hebben gestuurd.”
Theater
“Corona heeft het verstoord, maar normaal gesproken ga ik vijf keer per week naar het theater. Ik ben ook hoofdredacteur geweest van Theatermaker. Maar daar heb ik, anders dan voor Oor, nooit recensies voor geschreven; als hoofdredacteur van een vakblad moet je niet te veel meningen hebben. Ik vind theater leuk. Films vind ik ook wel leuk, maar die zijn elke avond hetzelfde.”
“Het spannende van theater is dat een voorstelling elke avond anders is. Een van mijn favoriete voorstellingen is My dinner with Andre, naar de film van Louis Malle, door het Vlaamse gezelschap Stan en De Koe. Het was een voorstelling van 3,5 uur die ik in korte tijd wel drie of vier keer heb gezien. Zo spannend, echt een avontuur. Zoals een van de twee acteurs het uitdrukte: we gaan met een boot de oceaan op en weten niet waar we uitkomen.”
“Mensen houden me vaak voor dat de wereld van het theater een heel andere is dan die van popmuziek. Ik bestrijd dat altijd hevig, theater is zeker zo spannend.”
Michael Jackson
“In de jaren tachtig maakte ik tv-programma’s voor Veronica, waar Lex Harding een list bedacht om bij hem binnen te komen. We gingen hem de door onszelf bedachte Children of the World Award uitreiken, een perspex geval dat niks had gekost, maar er indrukwekkend uitzag. Een mevrouw die in Los Angeles hand-en-spandiensten verrichtte voor de Nederlandse omroepen had een stel daar wonende kinderen bijeengebracht met wie we naar Neverland gingen. Achteraf denk je: oef, met kinderen naar Michael Jackson... Maar van die kant was toen nog niets bekend.”
“We moesten onze camera opstellen in de bibliotheek. Zo, die is belezen, dacht ik nog even, maar toen ik een deel van het verzameld werk van Shakespeare uit de kast wilde trekken, bleek die hele serie niet meer dan een plastic omhulsel te zijn.”
“Een man die ons eerder nog met een heel diepe stem had toegesproken, zette een lief kinderstemmetje op toen hij Michael Jackson riep. En ja, hoor, daar was hij, met een aap op zijn arm. Met ook zo’n kinderstemmetje: ‘Hi, I’m Michael Jackson.’ Hij was nog een kind toen hij wereldberoemd werd. Een normaal leven was daarna niet meer mogelijk. Het is alsof hij voor altijd in de ontwikkelingsfase van dat moment is komen vast te zitten.”
Roy Orbison
“Begin jaren tachtig trad hij op in Kasteel Meerzicht bij Den Bosch. Het bleek een soort hoerentent te zijn. Wij erheen voor Oor. Het werd een bizarre avond. Er waren allemaal lieve en aardige, ook wel charmante dames, maar mannen waren er nauwelijks. De Fiod was net bezig met een onderzoek naar koppelbazen. De man die het kasteel beheerde was er daarom niet, maar ook de klanten lieten het die avond afweten. Roy Orbison zei dat hij helemaal niet wist in wat voor soort tent hij moest optreden en was heel zenuwachtig: stel dat ze er thuis achter zouden komen! Maar na afloop zat ie toch lekker aan de bar met links en rechts van hem zo’n fijne dame.”
Eagles
“Ik heb lang getwijfeld over de vorm van Hotel Californië. Ik was gevraagd mijn popinterviews te bundelen, maar wist niet hoe te kiezen. Artiesten als Neil Young, Bruce Springsteen en de Eagles heb ik in de jaren zeventig met enige regelmaat gesproken. Ik kon moeilijk al die interviews in één boek zetten. Bovendien waren er nog zo veel andere verhalen te vertellen, zo veel gekkigheden die ik nooit had opgeschreven.”
“Een actueel gekkigheidje was dat ik in 2019 voorafgaand aan de optredens van de Eagles in de Ziggo Dome een telefoontje kreeg: ‘Don Henley wants to say hello.’ Huh, wat? Don Henley wil mij gedag zeggen!? Het kostte drie dagen om te organiseren en langer dan vijftien, twintig seconden duurde het gesprek niet, maar dat voorval inspireerde me wel. Ik ging terug in de tijd, naar 1973, toen ik de Eagles voor het eerst sprak, en dacht aan al die andere ontmoetingen die daarna volgden. In een paar dagen had ik het hoofdstuk op papier staan. Zo ben ik voor Hotel Californië als een locomotief door mijn verleden als popjournalist gegaan.”
Amerika
“Ik ben er heel vaak geweest, heb ook serieus overwogen er te gaan wonen. Maar in een bar aan de westkust maakte ik iets vreselijks mee. Met Neil Young en vrienden van hem was ik achter in de zaak aan het poolen. Plotseling werd er voorin geschoten en lag er een man zwaargewond op de vloer. ‘Die haalt de morgen niet,’ zei Neil op de terugweg. En hij had gelijk.”
“Dat was al een enorme domper, maar dan had ik in Amerika ook nog een ongelukkige liefde. Iemand van een platenmaatschappij vroeg of ik een interview met een nieuwe zangeres wilde doen, Karla Bonoff. Kwam me daar toch een aantrekkelijke dame tevoorschijn! Ik was stante pede verliefd. Vijf, zes dagen later vroeg ik haar ten huwelijk. En ze zei ja. Maar ik moest eerst nog wat dingen regelen in Nederland. Toen ik zag dat ze een tournee langs de oostkust ging doen, belde ik dat ik wel een weekendje langs kon komen. Waarop zij zei: ‘Ja, leuk, maar zo’n tour is wel heel vermoeiend, je kunt niet op mijn kamer slapen.’ O, man... Daar ben ik lang ziek van geweest. Mijn Amerikaanse droom lag aan diggelen.”
Adele
“Ik heb dat nieuwe album nog niet gehoord, die nieuwe liedjes van Abba ook niet. Maar van die eerdere albums van Adele kan ik je ook niet zeggen wat ik ervan vind, ik weet er gewoon te weinig van. In de jaren zestig kon ik je precies uitleggen wat het verschil tussen The Beatles, de Stones, The Searchers, Freddie and the Dreamers, The Swinging Blue Jeans en Them was.”
“Hoe heet die jongen met die akoestische gitaar die zo beroemd is nu? Ja, Ed Sheeran. Pakkende liedjes, meer heb ik er niet over te zeggen. Een paar jaar terug was ik bij een vriend en toen zette zijn dochter muziek op van dat meisje met dat groene haar, Billie Eilish. Beetje eenvormig, maar ook wel leuk. Maar ik voel me er gewoon niet echt betrokken bij. Er is wel nieuwe muziek die me raakt, maar dan gaat het om americana of folk. Bonnie Prince Billy vind ik heel goed.”
Frank Ketelaar
“Een van de beste scenarioschrijvers van Nederland.”
Constant Meijers, Hotel Californië (Mooks Publishing), €29,95.