Interview
Joukje Akveld schrijft nu kinderboeken vanuit Zuid-Afrika: ‘Mijn werk kan ik overal doen’
Kinderboekenschrijver en Paroolrecensent Joukje Akveld ontvluchtte het millennialgeweld in Amsterdam Oud-West en streek neer in het Zuid-Afrikaanse Noordhoek. Intussen kwamen twee nieuwe boeken van haar uit. ‘Ik ben niet gebonden.’
Ruim drie jaar geleden voer ze met een vrachtschip naar Afrika en reisde ze door tien landen op het continent met het plan een reisboek voor kinderen te maken. Dat ze dat nu schrijft in een klein blauw huisje op een berg met uitzicht over de oceaan in Noordhoek, een dorp onder Kaapstad, had ze toen niet kunnen voorzien.
“Toen ik twee jaar geleden wegvoer uit Kaapstad, aan het eind van de middag, met prachtig licht, zag ik langzaam de Tafelberg uit het zicht verdwijnen. Het voelde alsof ik de verkeerde kant op ging. En terug in Amsterdam – ik woonde in een gesloten blok met een binnentuin in de Eerste Helmersstraat – verdroeg ik eigenlijk het geluid van andere mensen niet meer.”
De samenstelling van de buurt was de laatste jaren veranderd. Appartementen waren opgesplitst met meer bewoners op hetzelfde oppervlak, tot november zaten er mensen op hun balkonnetjes. “Die jonge vrouwen noemde ik de teringchille millennialmeisjes, want ik kon alles verstaan en ze vonden alles teringchill. Toen begonnen buren met een negen maanden lange verbouwing en werd ik helemaal gek.”
Ze maakte een plan om terug te gaan naar Zuid-Afrika, dat ze vanwege corona in de ijskast moest zetten. “Ik dacht: dit is nu groter dan ikzelf. Maar toen de pandemie van zo’n lange adem bleek, heb ik toch de grote stap gezet en een visum aangevraagd.”
Die teringchille millennialmeisjes, ik hoor ze praten en ik zie er gelijk een boek in van uw hand…
“Dat is misschien wat prematuur. Maar ik heb in mijn totale wanhoop daar – ik kan ook niet werken met muziek op een koptelefoon – wel inderdaad een verhaal geschreven, voor kinderen. Over een meisje dat in zo’n blok woont met allemaal herrie.” Korte stilte, fijn lachje. “Daarin gaan alle buren dood. Kijk, ik wist: ik kan de buurt niet veranderen. En corona heeft duidelijk gemaakt dat ik mijn werk eigenlijk overal kan doen. Ik ben niet gebonden, heb geen gezin, geen kinderen. Alleen mijn katten.”
En die katten, vier stuks, moesten mee in het ruim van een vliegtuig. Een vliegtuig, terwijl u vliegangst hebt – vandaar altijd dat reizen per vrachtschip.
“De vrachtschepen nemen nu geen passagiers mee vanwege corona. Ik dacht: als ik daar op moet wachten, ben ik weer twee jaar verder. Als ik mijn katten ergens mee naartoe neem in de auto mauwen ze van deur tot deur. Nu moest ik ze voor de vlucht afleveren in Hoofddorp. Dus ik stapte in het vliegtuig met een mix van pillen en op een gegeven moment ben ik aan de drank gegaan. Met het nieuwe boek van Nicci French als guilty pleasure en afleiding. Toen ik om middernacht Noordhoek binnenreed, stak er een genetkat over, een marterachtig dier. Zeldzaam, zei de taxichauffeur. Toen wist ik: ik ben weer tussen de beestjes.”
Intussen werd uw boek Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had uitgebracht in Amerika bij een prestigieuze uitgeverij, als What Ollie saw. En kwamen er bijna tegelijk twee nieuwe kinderboeken van u uit. Wat een samenloop van omstandigheden.
“Het lekkerste bed is eigenlijk al een paar jaar oud. Mijn broer kwam met het idee. Hij heeft drie zoontjes en een ervan, een kleuter toen, was ’s nachts gaan dwalen door het huis en kroop bij iedereen in bed. Zoals het jongetje Mats in mijn boek, dat niet kan slapen en allemaal slaapplekjes uitprobeert, tot aan het konijnenhok toe. Ik wist alleen geen goede illustrator. Met een prentenboekenverhaal luistert dat heel nauw. Er zijn heel veel illustratoren die ik bewonder in Nederland, maar het past niet altijd. Zo’n bedtijdverhaaltje als dit moet iets warms uitstralen, iets veiligs. Lief, maar niet zoet en truttig. En toen zag ik een boek van Liset Celie, een relatieve nieuwkomer. Zij heeft én een heldere sprankeling én iets liefs.”
Maximiliaan Modderman geeft een feestje, over een jongetje dat met zijn speelgoeddieren een feestje geeft en heel vies wordt, is weer heel anders van stijl.
“Voor mijn allereerste boek in 2010 interviewde ik negentien illustratoren, onder wie Jan Jutte; daardoor leerde ik hem persoonlijk kennen en ik ben een ontzettende fan van zijn werk. Het wortelt in een andere tijd, ergens in de jaren vijftig. Jan zal Maximiliaan geen hippe gympies geven of een telefoontje. Hij werkt met zwarte contourlijnen, en is fantastisch in expressie. Wat hij in de oogjes van dat jongetje weet te leggen! Ik noem hem altijd de Joost Swarte van de kinderliteratuur.”
Uw affiniteit met Afrika is altijd heel erg groot geweest. Nu woont u er. Komt u ooit nog terug, denkt u?
“Ik moet nu eerst op zoek naar een ander huis. Het huisje waar ik nu zit is eigenlijk een airbnb en niet bestemd voor langer gebruik. Omdat het hier winter is mag ik er tot 1 oktober blijven. Ik kijk rond, maar ik ben verslaafd geraakt aan mijn uitzicht op de oceaan, dus het is niet eenvoudig. Ik heb een artist visum voor drie jaar gekregen. Met het verkopen van mijn huis in Amsterdam heb ik wel mijn schepen verbrand in Nederland, daar kom ik niet meer tussen met de huizenmarkt van nu. Maar ik weet ook niet of ik dat wil. Dat ga ik hier uitvinden.”