PlusKlapstoel

Illustrator Thé Tjong-Khing: ‘In Indonesië zou ik in de goot zijn beland, het enige dat ik kon was tekenen’

Op de Klapstoel: Thé Tjong-Khing (1933) is illustrator, vooral van kinderboeken. In het Verwey Museum Haarlem opent vrijdag de overzichtstentoonstelling Thé Tjong-Khing: 90 jaar jong. Een interview aan de hand van trefwoorden over Peranakan-Chinezen, Marten Toonder en het tekenen van dieren.

Peter van Brummelen
Thé Tjong-Khing: ‘ In Indonesië zou ik in de goot zijn beland, het enige dat ik kon was tekenen.’ Beeld Harmen de Jong
Thé Tjong-Khing: ‘ In Indonesië zou ik in de goot zijn beland, het enige dat ik kon was tekenen.’Beeld Harmen de Jong

Purworejo

“Kort na mijn geboorte zijn we verhuisd naar Cirebon. En toen ik in de derde klas van de lagere school zat, gingen we naar Bandung. Ik weet niet veel meer van mijn jeugd. Ik was de hele dag aan het tekenen, op een groot schoolbord, het leven ging langs me heen. Ik herinner me nog wel heel goed dat ik als jongetje Destry Rides Again zag, een cowboyfilm met Marlene Dietrich. Ze vocht daarin in een saloon met een andere vrouw. Dat maakte zo’n indruk op me. Een tijd lang heb ik alleen maar vechtende dames getekend. Ik was aanvankelijk heel verlegen, hing altijd aan de sarong van mijn moeder. Zelfs als ze naar de wc ging, ging ik mee. Iedereen lachte me uit.”

Peranakan

“Ja, wij waren thuis Peranakan-Chinezen, zoals dat in Indonesië heet. Dat zijn Chinezen die in de loop der tijd zijn gemengd met de lokale bevolking. Ik ben veel donkerder dan ‘echte’ Chinezen. In de koloniale samenleving van Nederlands-Indië zaten we overal een beetje tussenin. Thuis kreeg ik mee dat Indonesiërs lui waren, Arabieren onbetrouwbaar en Chinezen, de echte, raar. Nederlanders? Die waren onopgevoed. Ik had een Nederlands vriendje dat bij ons thuis een keer om een glas water vroeg. Mijn ouders vonden dat hoogst onbeleefd.”

Toonder Studio’s

“In 1956 trok ik naar Nederland. In Indonesië zou ik in de goot zijn beland, het enige dat ik kon was tekenen. Op aanraden van mijn vader ging ik in Amsterdam aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de latere Rietveld Academie, een opleiding tot reclametekenaar volgen. Daar zou ik tenminste geld mee kunnen verdienen. Ik had al snel door dat het niets voor mij was. De lerarenopleiding vond ik daarna ook niks. Toen begon ik het benauwd te krijgen, want ik was in Nederland met een studievisum.”

“In een Nederlandse krant had ik in Java wel eens de strip Tom Poes van Marten Toonder gezien. Op goed geluk ging ik naar de Toonder Studio’s. Ze vonden mijn tekeningen goed, maar hadden geen werk voor me. ‘Geef me dan alleen een tafel en een stoel, jullie hoeven me niet te betalen,’ zei ik. Toen ik zag dat een van de tekenaars zo druk was met een strip dat hij in het weekend doorwerkte, ben ik die ik gaan helpen. Tegen de tijd dat ik problemen dreigde te krijgen met de vreemdelingenpolitie, heeft Toonder zich er zelf voor ingezet dat mijn studievisum werd omgezet in een permanente verblijfsvergunning.”

Arman en Ilva

“Een stripreeks die ik tekende voor Toonder. Ik vond striptekenen geweldig, ook al ben ik nooit echt een stripfanaat geweest. Een filmliefhebber was ik wel en bij het tekenen van een strip verbeeldde ik me dat ik een film aan het maken was. Arman en Ilva speelde zich af in de toekomst, maar ik liet er allemaal oude Hollywoodsterren in opdraven. Angela Lansbury bijvoorbeeld, en Charlton Heston. Geen idee of mensen ze herkenden. Ik tekende die strips, waarvan dan dagelijks drie plaatjes in diverse kranten werden afgedrukt. Ik had geen enkel contact met de lezers. Ik had daar ook geen behoefte aan. Ik wilde alleen maar tekenen.”

Miep Diekmann

“Van strips word je dom, was lang de gangbare opvatting. Kinderboekenschrijfster Miep Diekmann vond dat onzin en zei: ‘Ik wil dat mijn volgende boek wordt geïllustreerd door een striptekenaar.’ Zo kwam ze bij mij uit. Ik had nauwelijks ervaring met tekenen voor kinderen. Ik had wel voor het blad Pep getekend, maar dat was voor de oudere jeugd. Tekenen voor ukkies was nieuw voor me. De samenwerking met Miep heeft mijn werk begin jaren zeventig een heel nieuwe wending gegeven. Ik was er blij mee. Striptekenen is leuk, maar je zit wel aldoor aan dezelfde figuren vast. Illustreren biedt veel meer vrijheid.”

Gouden Penseel

“Drie keer gewonnen en ook nog een keer een Zilveren Penseel. Verder heb ik de Woutertje Pieterse Prijs en de Max Velthuys-prijs gewonnen. Of ik dat belangrijk vind? Natuurlijk vind ik dat belangrijk. Zo’n prijs is mooie reclame voor een boek, het is ook mooie reclame voor mezelf. Maar bij sommige winnaars denk ik ook wel eens: okeeeee... Laat ik zeggen dat ik ze niet allemaal even goed vind. En nee, ik ga geen namen noemen.”

Filmgek

“Mijn vader was bioscoopexploitant. Of beter: dat was een van zijn beroepen. Hij heeft ook in autobanden gehandeld en had een café. In Cirebon had hij een gewone bioscoop, in Bandung een openluchtbioscoop. Toen ik nog te jong was om tussen het publiek te zitten, zag ik al films vanuit het projectiehok. Ik heb vroeger al die Amerikaanse films gezien, Nederlands ondertiteld. De kennis die ik zo opdeed is me later in Nederland goed van pas gekomen.”

“Ik had een flinke belastingschuld en zocht een manier om snel aan geld te komen. Op tv zag ik filmquiz Voor een briefkaart op eerste rang. Ik wist alles en meldde me dus aan. Ik heb acht keer gewonnen, Gerard Cox en Frans Halsema hebben er nog een sketch van gemaakt. Nu zie ik weinig films meer. Ze gaan me te snel. Mijn vrouw en ik kijken wel eens naar zo’n Netflixserie, maar na vijf minuten zit ik al van: ‘John? Wie is John?’ Of: ‘Mary? Wie is nou weer Mary?’ Laatst hebben we in de bioscoop Tár gezien, die film waar iedereen zo enthousiast over is. Begreep ik ook niks van.”

Dieren

“Ja, die teken ik veel. Maar dat is omdat die veel voorkomen in de boeken en verhalen die ik illustreer. Ik vind het wel fijn om dieren te tekenen. Dieren of mensen, als het maar leeft. Dode dingen vind ik niets aan. Huizen, tafels, stoelen: saai. En echt vreselijk, moeilijk ook: fietsen en auto’s. Als ik bij een mens even niet weet hoe ik een bepaalde pose moet tekenen, kijk ik naar mezelf in de spiegel. Dat doe ik ook als ik een hond of een paard moet tekenen. Waarom niet? Het hoeven geen naturalistische tekeningen te zijn. Zo’n paard is ook vaak een sprekend paard, dus het heeft ook iets menselijks.”

Stress

“Heb ik nooit zo’n last van. Er lukken weleens dingen niet meteen, maar ik kom er altijd wel uit. 75 procent van wat ik doe is zoeken. Ik lees een verhaal en zie bij een scène in mijn kop een bepaald beeld. Als ik dat met potlood op papier probeer te krijgen, pas ik het voortdurend aan. Die boom toch maar een stukje naar rechts, dat been toch maar iets hoger. Het uiteindelijke resultaat lijkt in niets meer op het oorspronkelijke beeld dat ik had. Ik stel me voor dat een schrijver op eenzelfde manier in de weer is met woorden en zinnen.”

Computer

“Ja hoor, gebruik ik ook. Maar alleen om te mailen en zo, niet om te tekenen. Ik heb het geprobeerd, maar ik vond het niks. Ik zie het ook altijd meteen als een tekening op de computer is gemaakt. Nou ja, ik dénk dat ik het altijd zie. De computer wordt vooral gebruikt om in te kleuren. Ik vind het resultaat te glad, te mechanisch ook. En ik vind dat inkleuren ook juist zo leuk om te doen. Met waterverf breng ik een tekening tot leven. Ik haal dingen naar voren, laat andere dingen juist wat meer verdwijnen naar de achtergrond. Heerlijk om te doen, ik zou dat nooit willen missen.”

Indonesië

“Begin jaren zeventig ben ik er nog een keer geweest toen mijn ouders vijftig jaar getrouwd waren, daarna nooit meer. Ik voelde me er niet meer thuis. Mijn vrouw, die Nederlands is, zou graag eens naar Indonesië gaan, ik heb er geen enkele behoefte aan. ‘Heb je dan nooit heimwee?’ vragen mensen me vaak. ‘Nooit,’ zeg ik dan. En dat vinden ze heel raar, maar het is niet anders. Mensen denken vaak ook Indonesische of Aziatische elementen te zien in mijn werk. Mijn lijnvoering en kleurgebruik zouden typisch Aziatisch zijn. Ik zie het niet.”

Rietveld Academie

“Ik heb er twee jaar lesgegeven. Ik vond het moeilijk, ook niet echt leuk. Het zit niet in mijn aard me kritisch uit te laten over het werk van anderen. Maar lesgeven beviel me vooral niet omdat ik gewoon zelf wilde tekenen. Wat mensen ook vaak raar vinden aan me is dat ik wel altijd zit te tekenen, maar dat ik nooit iets voor mezelf maak. Ik doe het alleen in opdracht, ben een echte illustrator. Ik heb een verhaal nodig, anders weet ik niet wanneer ik klaar ben. Op vakantie heb ik weleens geprobeerd vrij werk te maken. Hadden we de tent op een mooi plekje staan en dacht ik: van dit uitzicht ga ik een tekening maken. Maar toen ik daarmee bezig was, tekende ik er toch weer een meisje in dat door een beer werd achternagezeten. Werd het toch een kinderboekillustratie.”

90 jaar

“Ja, op 4 augustus hoop ik zo oud te worden. Het overkomt je, hè. Ik begin het wel te merken. Na het eten val ik in slaap, ik kan niet langer dan een uur wandelen. En waar ik vroeger tekenend hele nachten kon doorhalen, ben ik nu vooral ’s ochtends productief. Arman en Ilva maakte ik vroeger met een Chinees penseel. Dat kan ik nu niet meer. Het is niet zo dat mijn hand trilt, maar hij doet ook niet meer precies wat ik wil. Ideeën voor tekeningen heb ik nog genoeg. Dat is het met ouder worden: in je kop verandert er niets, in de spiegel een heleboel.”

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden