Plus
Historische modeshow in het Stedelijk Museum zette de feministische canon op de kaart
Een stoet van historische vrouwen trok op de laatste februariavond van 1931 door het Stedelijk Museum. De verkleedpartij zette de feministische canon op de kaart en haalde bovendien geld op voor de strijd om gelijke rechten.
Vredesactiviste Rosa Manus en kunstverzamelaar Frida Kleiweg de Zwaan-Vellema organiseerden in 1931 een campagne om fondsen te werven voor vrouwenrechten. En dat was nodig. In 1919 was weliswaar het algemeen kiesrecht ingevoerd, maar Manus en Kleiweg wilden het vuurtje nog eens goed opstoken met propaganda voor gelijke lonen, recht op arbeid en handelingsbekwaamheid voor getrouwde vrouwen. Ook waren ze tégen de herbewapening. Een campagne kostte geld, en dat moest bij rijke, emancipatiegezinde burgers worden ingezameld.
Naast een voorjaarsmarkt in gebouw van Arti et Amicitiae stond er ook een revue van historische vrouwen in het Stedelijk Museum op het programma, in de geest van Maerlants Spieghel Historiael uit de dertiende eeuw – maar dan met heldinnen in plaats van helden. Gespeeld door Amsterdamse dames, met een gepeperde entreeprijs, prijsuitreikingen en een souper-dansant toe. Johanna Naber, sinds 1890 bezig met een canon van historische vrouwen, tekende voor de selectie van 39 heldinnen.
Voor financiële zaken wonnen Manus en Kleiweg advies in van Clara Meijers, oprichtster van de eerste Vrouwenbank. De administratie dijde steeds meer uit, maar gelukkig stroomden ook de giften binnen. De afdelingen van de Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap uit Groningen, Deventer, Nijmegen en Den Bosch leverden bijzondere producten en afgevaardigden voor de voorjaarsmarkt. Tijdens de markt droegen meisjes schorten met het logo van de wereldbond, en de slogan: ‘Laat vrouwen recht spreken!’
Theatrale voorstellingen
De historische modeshow borduurde voort op populaire tradities als het tableau vivant, historische optochten en het wassenbeeldenmuseum, waar verbeelding en aankleding het verhaal droegen. Theatrale voorstellingen waren de vroege feministen niet vreemd. Zo werd er in 1908 tijdens het internationale congres van de Wereldbond in Amsterdam al een toneelstuk over kiesrecht opgevoerd. Ook zijn er foto’s bewaard van leden van vrouwenorganisaties die verkleed gingen in Volendamse klederdracht of het schilderij De Staalmeesters verbeeldden – met snor en al.
Met de Spieghel Historiael-revue presenteerden de voorvechtsters voor vrouwenrechten een feministische canon als alternatief voor de bestaande geschiedschrijving: deze historische vrouwen hadden verleden en heden mede gevormd en bepaald. De organisatoren van de avond zochten hun voorlopers in de eigengereide vrouwen van weleer, enerzijds om die vrouwen te verankeren in de geschiedenis, anderzijds om de verworvenheden te consolideren en verder uit te bouwen.
Kunsthistoricus Willem Vogelsang had de taak portretten van de gekozen heldinnen en passende achtergrondbeelden aan te leveren. Hij schoot echter maar niet op met het beeldmateriaal, waardoor ‘de dames van den Spieghel’ niet wisten welke kostuums, kapsels en hoofdbedekkingen zij zich moesten aanmeten.
Er was ook gesteggel om de rolverdeling: zo zag freule Dedel op het laatste moment af van de vertolking van Kenau Simonsdochter Hasselaer (zie kader). Gelukkig kon de Haarlemse mejuffrouw Serphos invallen, tegen een vergoeding: ze beloofde haar best te doen Kenau ‘gecultiveerd’ ten tonele te brengen. Serphos was familie van de Gerzons uit Haarlem, die ook confectiepoppen leverden waarop sommige historische kostuums na de voorstelling tentoongesteld werden, en per opbod verkochten.
De jury, die de kostuums beoordeelde op historische nauwkeurigheid en esthetiek, bestond uit gezaghebbenden uit de Amsterdamse kunstwereld. Voornamelijk mannen; dat dan weer wel.
Jeanne d’Arc en Jacoba van Beieren
Op donderdag 28 februari 1931 om 20.00 uur was het zover. In een sneeuwstorm hoopte een lange file auto’s zich op voor het Stedelijk Museum. De mondaine gasten kregen thee ingeschonken door bepruikte dames, waarna ze in de tuinzaal op gehuurde stoelen plaatsnamen. Rosa Manus verwelkomde het publiek vanaf het opgebouwde podium, de lichten doofden en het paarse gordijn spleet. In de daaropvolgende twee uur bestegen de historische vrouwen één voor één het toneel, begeleid door verklarende verzen en muziek.
Het defilé opende met Mirjam, de zus van Mozes, slaand op een tamboerijn. Daarna volgde een reeks van uitverkoren heldinnen, van Jacoba van Beieren – ‘omdat zij in moeilijken tijden Hollands kroon heeft gedragen’ – tot de goudgeharnaste Jeanne d’Arc.
Nadat het publiek was opgestaan om het Wilhelmus te zingen bij het optreden van Louise de Coligny (de vierde echtgenote van Willem van Oranje) en Maria Tesselschade lieflijk had gezongen, werd Anna Maria van Schurman – de eerste vrouwelijke studente – op het podium gelauwerd, ‘om haar welverdiende roem onder ons te doen herleven’. De Javaanse vrouwenrechtstrijdster Raden Adjeng Kartini kon ‘na haar warm pleidooi voor de ontwikkeling der inlandsche vrouw’ op een staande ovatie rekenen. Ook de presidente van de Internationale Wereldbond Margery Corbett Ashby kreeg een daverend applaus na haar pleidooi voor gelijkheid en wereldvrede.
De fenomenale avond in het Stedelijk Museum was the talk of the town, werd breed uitgemeten in de kranten en zette historische vrouwen op de kaart. Ook de internationale vrouwenpers deed lovend verslag van het enorme bedrag van 750 pond dat ‘our Dutch members’ ondanks de economische crisis hadden vergaard. Rosa Manus en Johanna Naber gingen door met het vastleggen van vrouwengeschiedenis: vier jaar later richtten zij samen met Willemijn Posthumus-van der Goot, Nederlands eerste vrouwelijke econoom, het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (het huidige Atria) op.
Dit is een ingekorte bewerking van een artikel uit het maartnummer van Ons Amsterdam.
Discussie om Kenau
De keuze bij het tableau vivant voor de Haarlemse Kenau Simonsdochter Hasselaer (1526-1588), die het tijdens de Tachtigjarige Oorlog had opgenomen tegen de Spanjaarden, kon niet op veel bijval rekenen. Een bezoekster schreef na afloop in een vrouwenblad: ‘Een vrouwenvereeniging, die de vredesgedachte propageert, had niet de strijdlustige Kenau moeten oproepen uit haar graf.’ Een andere schreef: ‘Ze vocht als een man. Maar is dat een compliment?’ Volgens samenstelster Johanna Naber moest ‘de noodzaak van de vredesprediking’ echter worden gemotiveerd ‘door een herinnering aan den oorlogsgruwel’.