PlusInterview
Helena Hoogenkamp schreef over het onzegbare in haar debuutroman
In de debuutroman Het aanbidden van Louis Claus van Helena Hoogenkamp echoot een jeugdliefde na in het heden van een jonge vrouw die zichzelf niet weet te vinden. ‘Als je jezelf tot bijrolspeler maakt, gaat het leven aan je voorbij.’
Ze is veertien als ze een relatie krijgt met Louis Claus, de jongen die naar school kwam in een clownspak en wiens naam ze in haar arm krast. Achttien jaar later ontmoet ze hem weer, de protagoniste in Het aanbidden van Louis Claus, het romandebuut van Helena Hoogenkamp (1986) over hunkering, obsessie, rouw en de echo van het verleden.
Hoogenkamp schreef toneelstukken en droeg haar poëzie voor op Lowlands, de Parade en Oerol. Vijf jaar geleden begon ze aan het schrijven van een roman met een heel helder beeld dat zij had van deze Louis Claus, de jongen die acteur wil worden, zijn naam ontleend aan de Louis d’Or. Maar drie weken later bleek haar moeder ongeneeslijk ziek. “We hadden niet veel contact en hebben toen geprobeerd dat in te halen. Door in heel hoog tempo intimiteiten uit te wisselen, terwijl we niet goed op ons gemak waren bij elkaar. Dat is steeds meer in het boek geslopen. Daardoor is het naast een liefdesverhaal ook een verhaal geworden over het onzegbare, over niet kunnen zeggen wat je wilt.”
Het meisje wordt door iemand omschreven als een zwerfkatje. Ze past niet bij de Mandy’s en Cindy’s en Wendy’s. Ze wil stiekem bij de familie Claus wonen, al was het maar als kleedje. Hoe kwam u bij zo’n onthecht personage?
“Het is een meisje dat altijd op een bepaalde manier te gast is bij anderen en dat niet goed weet hoe ze voor zichzelf een thuis moet maken en zich met anderen kan verbinden. Het lukt haar niet goed vrienden en liefde te vinden, ze weet niet hoe ze zichzelf moet laten zien.
“Ze oefent en speelt. Voor haar moeder is ze een dochter in een bloemetjesjurk, voor Louis het luisterend oor voor zijn ambities. Ze probeert steeds in te schatten wie ze moet zijn voor welke persoon en daarin raakt ze zichzelf kwijt. Het is een mix van fantasie en werkelijkheid; ik heb het ook vaak als ik met een groep mensen ben: het gevoel dat ik geen deel uitmaak van de situatie. Ik ben iemand die veel wegdroomt, die bij de les moet worden gehouden.”
‘Er is een vlek en ik ben het,’ zegt ze op een gegeven moment. Ze lijkt een heel laag zelfbeeld te hebben.
“Ik weet niet precies wat dat betekent. Vond u haar zielig? Ik kreeg van andere mensen die het gelezen hebben terug dat ze het schrijnend vonden. Dat er, net zoals er onbetrouwbare vertellers zijn, vertellers zijn als zij, om wie je je een beetje zorgen maakt.”
“Ik denk niet dat zij zichzelf zielig vindt. Maar ik denk wel dat ze extreem eenzaam is. Misschien doordat alle mensen om haar heen zo fel schijnen dat zij zich voelt als een mot in een vlam. Ik probeerde iets vast te houden uit mijn eigen leven, die vriendengroep van toen, mijn moeder. Ik heb geschreven uit een gevoel van vluchtigheid, ik was er niet mee bezig of het verdrietig was.”
Nadat de moeder van het meisje gestorven is, somt ze alle gemeenplaatsen op die ze te horen krijgt als ze daarna depressief en boos blijft. ‘Het is een fase’, ‘Neem je tijd’...
“Die opsomming had ik nog veel langer kunnen maken. Ik heb zelf rouw meegemaakt. Ik zit er nog in. Mensen vinden het eng om erover te praten. En dan biedt dit houvast: zo doen we dat en dit zijn de woorden die we ervoor gebruiken. Mensen willen je met een mix van goede bedoelingen en angst transporteren uit het nu naar een plek waar je dan nog niet bent.”
Wat me opviel: bij gebeurtenissen die heel ingrijpend zijn, denkt het meisje aan de dieren in Artis. De depressieve ijsbeer, de gekooide roofdieren.
“Ik ben me heel bewust van de nabijheid van de dieren in deze stad. En ik wilde haar afleiden. Zoals ik dat als kind ook bij mezelf deed. Ik moest heel vaak huilen. Dan dacht ik aan de Niagara Falls bijvoorbeeld, zo van: dat is er ook in de wereld. Of ik probeerde me voor te stellen wat Britney Spears aan het doen was: sit-ups, plassen, een videoclip opnemen? Dat maakte me rustig, want dan was ik niet het middelpunt. Maar als je jezelf altijd tot bijrolspeler maakt, gaat het leven aan je voorbij.”
Een bijrolspeler, is dat misschien ook hoe u uw personage zou omschrijven?
“Ik vind dat prettiger dan dat ze zielig is. Ze staat aan de zijkant van het toneel. Ik heb haar een dienstbaarheid gegeven waardoor andere personages heel veel ruimte krijgen. Zij kijkt en voelt zich belangrijk als getuige, maar vergeet daardoor zelf iemand te zijn.”
Helena Hoogenkamp, Het aanbidden van Louis Claus, De Bezige Bij, €21,99, 216 blz.