PlusBoekrecensie
Gruwelverhalen over weduweverbranding en -reiniging leggen stuitend seksisme bloot
Verdriet over de dode vrouw, duurt tot de voordeur, luidt een bekend gezegde. Over dode mannen bestaat zo’n gezegde niet. Weduwen zijn in de geschiedenis veroordeeld tot een leven lang rouw, uitsluiting, pijn en armoede, beschrijft Mineke Schipper.
‘Weduwen zijn altijd opvallend talrijker geweest dan weduwnaars, die meestal snel hertrouwden, vrijwel altijd met jongere vrouwen. Om die en andere redenen (waaronder oorlog) sterven veel mannen eerder dan hun vrouwen. Volgens een schatting uit 2021 telt onze planeet 258,5 miljoen weduwen en leeft een op de tien in extreme armoede,’ schrijft Schipper (1938), emeritus hoogleraar interculturele literatuurwetenschap, in de proloog van Weduwen. Een nooit vertelde geschiedenis.
Daarmee onderstreept ze ook de noodzaak van dit boek waarin ze de geschiedenis, mythen, tradities en opvattingen rondom het weduwschap in verschillende culturen in kaart brengt. De bronnen die Schipper raadpleegt zijn globaal en zeer uiteenlopend.
Weduwen past in een bredere trend die de verborgen of onderbelichte geschiedenissen van vrouwen aan het licht brengt, denk ook aan Femina van Janina Ramirez over vrouwen in de middeleeuwen of De omwenteling of de eeuw van de vrouw van Suzanna Jansen over de trage emancipatie van ‘gewone’ vrouwen in Nederland.
Van oudsher is weduwschap geassocieerd met leegte. In het Sanskriet betekent vidhua ‘berooid’ en het Latijnse viduata betekent ‘beroofde’ of ‘leeggemaakte’. Het Japanse woord voor weduwe is ‘zij die nog niet gestorven is.’ Ook opvallend: weduwnaarschap was vaak van zo’n korte duur dat sommige talen er geen woord voor hebben. Weduwen zijn vaak in één adem genoemd met wezen. ‘De nadruk lag op hun hulpeloosheid,’ schrijft Schipper.
Rouwen in een kooi
Niet alleen genderongelijkheid heeft bijgedragen aan de erbarmelijke positie van weduwen. Ook doodsangst speelt een belangrijke rol: De dood is (nog steeds) een mysterie en heel lang waren mogelijke doodsoorzaken dat ook, door bijvoorbeeld gebrekkig medische kennis. De weduwe was al snel verdacht (een sluwe moordenaar of misschien een heks).
In westerse landen zien we rouw veelal als een particuliere aangelegenheid. Dat gaat niet overal op. Schipper haalt een voorbeeld aan dat antropoloog Bronislaw Malinowski heeft opgetekend in de jaren twintig van de vorige eeuw tijdens zijn veldwerk op de Trobiandeilanden bij Nieuw-Guinea. Voor een weduwe daar begonnen de ketenen van het huwelijk pas echt te wringen na de dood van haar man. Als ‘hoofdklaagster’ moest zij met het hoofd van haar man in de handen onophoudelijk huilen, bijgestaan door andere vrouwen die hun snot en tranen over hun lichaam uitsmeerden, zodat ze glommen van verdriet.
De zonen groeven een graf waarin het in matten gewikkelde lichaam van de man werd gelegd en bedekt werd met houtblokken, waar de weduwe jammerend bovenop moest gaan liggen om over het lijk te waken. Na een tweede begrafenis verhuisde de weduwe naar een kooi in haar huis. Ze werd ingesmeerd met roet en vet en ze mocht niets eten en drinken dan wat haar door anderen werd gegeven. Haar ontlasting moest door haar familie naar buiten worden gebracht. Afhankelijk van de status van haar echtgenoot bleef ze tussen de zes maanden en twee jaar in haar kooi.
Verbranden met man
En dat is nog maar één van de vrouwonterende gruwelverhalen die Schipper de lezer voorschotelt. Ze haalt ook recentere voorbeelden aan van extreme vormen van weduwerouw, zoals de weduweverbranding binnen de hindoetraditie: Om een sati, een toegewijde vrouw, te zijn, lieten weduwen zich verbranden met hun man.
Verschillende bronnen doen in de loop der eeuwen verslag van deze gruwelijke praktijk, die ook voorkwam als een vrouw slechts verloofd was met een man of hem ternauwernood kende. Soms gingen er zelfs meerdere vrouwen mee het vuur in. Hoewel de praktijk in India sinds 1829 bij wet verboden is, werd er in 2006 in de internationale media nog bericht over een weduweverbranding.
Bij bepaalde volken in Oost- en Zuid-Afrika worden de vrouw, haar kinderen en haar bezittingen van de overleden man overgedragen op de schoonfamilie. Daar kent men ook een traditie van weduwereiniging. Schipper schrijft: ‘De gedachtegang is dat de dood van haar man zijn vrouw ernstig verontreinigt – een probleem dat ongedaan gemaakt moet worden door rituele seks van de weduwe met een familielid van de man.’
De weduwe moet (gedwongen) meerdere malen onbeschermde (!) geslachtsgemeenschap hebben met bijvoorbeeld de broer van haar man. Ze loopt hierbij een groot risico op hiv/aids. Vandaag de dag probeert men met behulp van gesprekken met dorpsoudsten en andere gezagsdragers een andere vorm voor het reinigingsritueel te bedenken, zoals een reiniging met kruiden.
Verschoppeling
Schipper laat in Weduwen het stuitende seksisme zien wat aan de omgang met weduwen ten grondslag ligt. Haar lot was vaak dat van verschoppeling die uitgesloten en soms zelfs opgesloten door moest leven. Schipper focust op de extremen. Dat is zowel de kracht als de zwakte van het boek; de opsomming aan gruwelverhalen van over de hele wereld trekt de aandacht, maar de minder opzichtige praktijken blijven buiten beeld, wat een vertekend beeld geeft. Tegelijkertijd zijn de de verhalen uit de geprivilegieerde, hoogopgeleide klassen en culturen misschien bekender.
Schippers voorbeelden komen vaak voort uit uitzichtloze armoede, bijgeloof en analfabetisme, waardoor veel weduwen niet wisten en weten wat hun juridische positie is. Hoewel hun positie langzaam aan het verbeteren is, verdienen deze kwetsbare vrouwen meer aandacht binnen het hedendaagse feminisme. Schippers bijdrage vormt een goed begin.
Weduwen, een nooit vertelde geschiedenis, Mineke Schipper, Prometheus, € 22,00, 246 blz