PlusBoekrecensie
Gianfranco Calligarich schrijft een geraffineerde terugblik
‘Zo gaat het natuurlijk altijd. Iemand doet van alles om afzijdig te blijven en belandt vervolgens op een goede dag, zonder te weten hoe, in een geschiedenis die hem regelrecht naar het einde brengt.’
Zo begint de roman De laatste zomer in de stad van de Italiaanse schrijver Gianfranco Calligarich.
Het zijn de woorden van Leo Gazarra die, al bijna dertig, eigenlijk niet bij het leven betrokken wil worden. Hij vlucht van Milaan, waar hij vreest in de burgerlijke voetsporen van zijn ouders te moeten treden, naar Rome. Om daar onzichtbaar te zijn, en met nietszeggende baantjes maar voort te leven. Hij wil het leven alleen maar observeren, maar dat laat het leven natuurlijk niet zomaar toe. Dus kruist op een goede dag de intrigerende Arianna zijn pad. En is het gedaan met de onzichtbaarheid. ‘Dat waardeloze leven van mij was er, dat moest veranderen.’
De laatste zomer in de stad is een geraffineerde terugblik. Al snel in de roman merkt Leo op: ‘We zijn niet wie we zijn dankzij de mensen die we hebben ontmoet maar dankzij de mensen die we hebben achtergelaten’. Profetische woorden.
En dan begint hij zijn verhaal te vertellen van die laatste zomer in de stad. Als hij Arianna heeft ontmoet.
‘ “Hoe heet je ook alweer?”
“Leo Gazarra,” zei ik.
“Wat een treurige naam,” zei ze even later, “hij doet me denken aan verloren veldslagen.”’
Ik ben al om na zo’n zin. Er volgen er meer.
Rinkelende telefoons
De roman is een noodlotsverhaal en een liefdesgeschiedenis ineen. Een verhaal van constant aantrekken en afstoten, met alle dramatiek van dien. Prachtig laat Calligarich Leo op dat einde uit het begin van de roman afstevenen. Alsof het niet anders kan.
De stijl doet denken aan die van James Salter, hoewel de roman is geschreven lang voor bijvoorbeeld Salters beroemde verhalenbundels Dusk and other stories en Last Night. Calligarich schrijft bijna tijdloos, ondanks de veelvuldig rinkelende telefoons, en je vergeet dat dit boek zich afspeelt in de vroege jaren zeventig, en in 1973 is verschenen. Mooi portret van het enigszins decadente, afstandelijke Rome van die tijd. En ook in het melancholieke, het terugblikken op iets dat onherroepelijk verloren is gegaan, vinden de twee schrijvers elkaar.
Een dunne, maar prachtige roman om langzaam te lezen.