PlusAchtergrond
Frénk van der Linden schreef honderden brieven aan zijn ouders
Journalist Frénk van der Linden koos voor zijn vader bij de scheiding van zijn ouders en weigerde tien jaar lang elk contact met zijn moeder. Na hun dood schreef hij honderd brieven aan beiden over de grootste fout van zijn leven.
Niet lang vóór de dood van mijn moeder maakte mijn vader van zijn rechterhand een pistool dat hij tegen haar voorhoofd zette. “Als ik vroeger een geweer zou hebben gehad,” zei hij, “had ik je kapot geschoten, weet je dat? En die klootzak van je erbij.”
Het was 2011. Voor de eerste keer in veertig jaar zaten we bij elkaar: pa, mam, mijn zus Désirée en ik. De reünie van ons gezin was harmonieus begonnen, maar zodra het echtscheidingsverleden en de minnaar van mijn moeder ter sprake kwam, leek het mis te gaan. Zij, alzheimerpatiënte, schrok zich rot. Toch bleef ze rustig. Intuïtief krulde ze haar vingers om de loop van het wapen dat op haar was gericht. “Dat begrijp ik,” zei ze. “Echt waar, Jan. Des te fijner dat we weer samen zijn, hè? Daar ben ik je ontzettend dankbaar voor.”
Ik zag mijn vader slikken. Hij drukte een kus op haar vingers en ging weer zitten. Zo ontwapenend had ik mijn moeder nog nooit meegemaakt.
Vrachtwagenliefde
Ooit was mijn vader mijn held. Stoer zat hij dag in, dag uit achter het stuur van de twintigtonner waarmee hij vanuit de Bollenstreek tulpen, hyacinten en narcissen vervoerde. Hoe klein van stuk hij ook mocht zijn, op zijn cabine stond in hoofdletters KING OF THE ROAD. Bij ons in Hillegom gold hij eind jaren zestig, begin jaren zeventig als de beste chauffeur in de wijde omgeving. Collega-truckers stonden te applaudisseren als hij zijn DAF met aanhangwagen in één keer achteruit door een smalle poort bij een garage naar binnen manoeuvreerde.
Mijn moeder Erica kon haar enthousiasme over de vrachtwagenliefde van haar echtgenoot wel in toom houden. Als beauty queen uit Haarlem (ze werd bij ons in de buurt ‘stadsjuffertje’ maar ook ‘Greta Garbo’ genoemd) genoot ze in den beginne volop van mijn vaders adoratie. Op kermisdagen pronkte hij met haar aan de arm alsof ze een prijs was die hem in een schiettent ten deel was gevallen.
In mijn puberteit merkte ik dat het minder idyllisch in elkaar zat. De zestigurige werkweken van modelchauffeur Jan bevielen mijn moeder helemaal niet, de zaterdagen dat hij reparaties aan zijn DAF uitvoerde evenmin. Ik hoor het haar nog zeggen: “Jij ligt nog liever onder die vrachtwagen dan onder mij.”
Om bij te verdienen ging mijn moeder bollen pellen. Zo ontmoette ze ‘een man met lange smalle handen, hele lichte ogen en een accordeon’, zoals ze later aan een therapeut zou schrijven. John. Ze viel als een blok voor hem. Als mijn vader in Goes, Groningen of Gorinchem een lading aan het lossen was, stond ze met meneer in onze keuken te vrijen terwijl mijn zusje Désirée en ik naar Catweazle keken.
Had ik een ontaarde moeder? Was ze liefdeloos, egocentrisch, kil? Verre van. Ze belichaamde het begrip ‘warm bad’. Iedereen roemde de stralende ogen waarmee ze je luisterend aankeek, haar koesterende lichamelijkheid. Tegelijkertijd was ze neurotisch en chaotisch – een vrouw uit duizend stukken. Ze had geen greep op het leven. Niet eens op zichzelf.
Antidepressiva
Ik bracht haar dagelijks ontbijt op bed. Beschuitje met jam. Zachtgekookt ei. Kopje thee. Op het nachtkastje stond regelmatig een lege sherryfles naast het bekende doosje antidepressiva. Soms moest ze met een ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht. “Vertel me, Frénk,” zou ze op haar oude dag eens zeggen, “waarom mag een vrouw wél houden van meerdere kinderen, en niet van twee mannen? Ik kon niet kiezen tussen Jan en John. Ik werd gek.”
Uiteindelijk gooide mijn moeder werkelijk de deur achter zich dicht. Tot groot verdriet – en minstens zo grote woede – van mijn vernederde vader. Huilend kroop hij op zijn knieën door de woonkamer, om zijn hoofd tot bloedens toe tegen de ribben van een cv-radiator te slaan. Désirée en ik deelden zijn gevoelens. Zonder dat hij het wist, schreven we samen een brief aan de rechter die uitspraak moest doen in de echtscheidingszaak: onze moeder had alle ellende veroorzaakt, wij wilden haar nooit van ons leven meer zien.
Waardoor ben ik dit splijtende moment (indertijd was ik 13, nu 63) in de loop der jaren gaan beschouwen als de grootste fout van mijn leven? Pas na tien jaar voelden Désirée en ik de behoefte de andere kant van het verhaal te horen. Het was te zwart-wit; we begonnen zelf in relaties te ontdekken hoe ingewikkeld, gelaagd en veelkantig de liefde is.
Op mijn 23ste stond ik met mijn zus weer tegenover de vrouw aan wie wij het leven te danken hadden. Ik stak een hand uit, zij stak een hand uit, en voor ik het wist vielen we elkaar in de armen. Het leek alsof ik een dier was. Zo ruikt maar één levend wezen, realiseerde ik me: mijn moeder.
Jarenlang probeerden we in te halen wat we hadden gemist. Stukje bij beetje drong de les tot me door: Désirée en ik hadden een vader en een moeder die beiden op hun eigen manier ‘schuldig’ waren aan hun amoureuze mislukking. Het was een dans geweest, en net als bij een echte dans weet je niet wie er leidt, en wie er volgt. Ieder van ons, zeiden mijn zus en ik tegen elkaar, moet met de liefde zijn eigen omgangsregeling uitdokteren.
It takes two to tango: hoe krijg je je ouders daarover in gesprek na veertig jaar zwijgen over en weer? Naarmate het levenseinde van onze ouders dichterbij kwam, voelden mijn zus en ik meer en meer dat het aan ons was om een oplossing te verzinnen.
Straffe toon
Het was mijn moeders dementie die mijn vader in 2009 over de drempel hielp. Omdat ze niet lang meer te leven had, stemde hij in met een ontmoeting. Op voorwaarde dat zij door het stof zou gaan: ze is bij mij weggegaan, dus moet ze weer bij mij aankloppen.
Zo geschiedde. Op het moment dat mijn moeder bij hem binnenstapte, nam mijn vader op straffe toon het woord. “Erica, nou moet jij eens even goed naar mij luisteren.” Hij legde beide handen plat op zijn borst. “Ik ben nog nooit zo verdrietig geweest als toen jij me verliet. En…” Diepe zucht. “En ik ben verdomme nog nooit zo blij geweest als nu jij hier weer staat.”
Omhelzingen. Kussen. Drie uur lang zaten mijn ouders als tortelduiven naast elkaar op de bank. Hand in hand haalden ze herinneringen op. Eigenlijk hadden ze het ‘hartstikke goed met elkaar gehad’. En die vier decennia haat en nijd, ach nou ja, als je er rustig over nadacht: nergens voor nodig. Tot het overlijden van mijn moeder, een paar jaar later, zou het zo blijven: pais en vree. Bij haar dood legde hij een rode roos op de kist, en kuste hij het hout.
Sinds ik definitief afscheid moest nemen van mijn ouders, schreef ik beiden een kleine honderd brieven. Niet om hen lastig te vallen met oordelen. Niet om hen vragen te stellen die geen mens kan beantwoorden. Ik pakte de pen op om de gesprekken te voeren die ik niet had gevoerd toen zij nog leefden.
Het werd automatisch ook een zelfonderzoek. We blijven allemaal tot onze laatste ademtocht in gesprek met onze ouders, of we het willen of niet, en misschien leren we nog het meest van hen als ze er niet meer zijn.
En altijd maar verlangen - De liefdesoorlog van mijn ouders. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff (€21).