Plus
Deze nieuwe werken moet je zien op Unseen
Tijdens Unseen Amsterdam gaat spannend nieuw werk uit alle windstreken in première. Een greep uit het veelzijdige aanbod van zowel nieuw talent als gevestigde fotografen.
Marcelo Brodsky
Vorig jaar zat hij in de jury van World Press Photo. Er werd dagelijks vergaderd, maar de Argentijn Marcelo Brodsky (1954) had ook een paar vrije dagen in Amsterdam. Die gebruikte hij om zich in de provobeweging te verdiepen. “Ik ben vaak in Amsterdam geweest en de provo’s vind ik fascinerend. Ik heb contact gezocht met Anneke van Veen van het Stadsarchief, die over provo heeft geschreven en er tentoonstellingen over heeft gemaakt.”
Brodsky heeft de afgelopen vijftig jaar een oeuvre opgebouwd dat gebaseerd is op de interactie tussen journalistieke foto’s en archieffoto’s. Die voorziet hij van kleuren en aantekeningen om er een persoonlijk verhaal van te maken of om het collectieve geheugen van het publiek aan te spreken. Hij werkt op het snijvlak van poëzie en beeldende kunst, altijd met veel oog voor mensenrechten. Zijn werk is getekend door de militaire dictatuur in Argentinië. Goede vrienden werden ontvoerd en verdwenen, waarna Brodsky in ballingschap in Barcelona leefde tot de democratie in Argentinië werd hersteld.
Het is niet voor het eerst dat Brodsky in Amsterdam exposeert. Zo had hij in februari 2002, ten tijde van het huwelijk van Willem Alexander en Máxima, een tentoonstelling in de Melkweg, waar zijn foto Good Memory hing. Hij nam een Argentijnse klassenfoto uit 1967 en maakte daarop aantekeningen over de personen op de foto. Sommigen waren verdwenen, zij kregen een rood kruis over hun hoofd.
In zijn woonplaatsen Buenos Aires en Barcelona runde Brodsky dertig jaar een fotoagentschap, dus hij had al veel affiniteit met fotoarchieven. “Ik heb een groot project gedaan over 1968, Poetics of Resistance. Mensen vochten in de jaren zestig voor vrijheid. Niet alleen in Amsterdam, maar overal.”
“We leven steeds meer in een beeldcultuur. Dat maakt de verhouding tot de geschiedenis anders. Jonge mensen hebben een directere en emotionelere verbinding met foto’s en als ze gegrepen worden door een foto gaan ze zich misschien verder in de achtergronden verdiepen.”
Voor Brodsky is een foto dus een essentiële verbinding tussen heden en verleden. Zonder foto’s is er minder toegang tot de geschiedenis. “Daarom zijn archieven zo belangrijk, want als deze trend zich voortzet, moeten we steeds meer verhalen vertellen door beelden te gebruiken.”
Brodsky bekeek in het Stadsarchief veel foto’s van Cor Jaring, chroniqueur van de provobeweging. “Ik vond het ook fascinerend om te horen hoe sommige van zijn foto’s gemaakt blijken door Hans Wöhlken, die lange tijd onbekend is gebleven. Ik las veel boeken over provo en bekeek films, en eigenlijk alles wat over provo te vinden was.”
Voor Unseen Amsterdam maakte hij een nieuwe serie werken, gebaseerd op de oude provofoto’s. “Ik betaal gewoon voor de gebruiksrechten en vermeld altijd wie de oorspronkelijke fotograaf is. Dat is voor mij heel belangrijk.”
De nieuwe serie heet Seeds of New Ideas, om aan te geven dat veel ideeën van 1968 zijn begonnen met provo. “Dat is in Nederland wel bekend maar daarbuiten niet zo. Ik wil internationale erkenning voor deze beweging.
Want veel van de ideeën van provo zijn onderdeel geworden van de hedendaagse cultuur.”
Elizabeth Gabrielle Lee
Op Unseen laat Elizabeth Gabrielle Lee werk zien uit twee projecten waaraan ze de afgelopen jaren heeft gewerkt. “Het eerste is een persoonlijk project waarmee ik twee jaar geleden begonnen ben. Hiervoor heb ik teksten van koloniale literatuur over Malaya, de Britse kolonie in het huidige Maleisië en Singapore, als uitgangspunt genomen.”
Lee, zelf afkomstig uit Singapore, gebruikte teksten van Britse en Franse ontdekkingsreizigers die in vroeger eeuwen etnografische verslagen over het land en de mensen hebben geschreven. Deze voegt ze samen met foto’s die ze gemaakt heeft. “Maar er zit een twist in. Ik heb alle beelden in het Verenigd Koninkrijk geschoten. Bepaalde landschappen werden bijvoorbeeld heel lyrisch of zelfs erotisch beschreven en die blik wilde ik terugbrengen naar Britse grond.”
De foto’s worden nu samen met de teksten getoond. Lee moest voor sommige beelden behoorlijk op zoek naar geschikte locaties. “Zo heb ik in de Kew Botanical Gardens specifieke tropische planten gevonden. De landschappen van de jungle waren niet makkelijk te vinden.”
Lee wil doorgaan met het zoeken naar dingen die vroeger in Malaya als exotisch beschreven werden maar nu ook in Groot-Brittannië te vinden zijn. “Het is een voortdurend project en ik hoop dat dit uitmondt in een monografie.”
De andere foto’s die ze laat zien zijn onderdeel van Xing, een samenwerkingsverband dat Lee drie jaar geleden aanging met andere fotografen. “Het platform heeft als onderwerp de beeldvorming van Aziatische vrouwen in het Westen, vooral de manier waarop ze tot exotisch of erotisch object worden getransformeerd. Ik werkte samen met tien andere fotografen en schrijvers, en iedereen reageerde op zijn eigen manier op het thema. Sommigen stuurden bestaand werk in, anderen maakten nieuw werk.”
Lee heeft een achtergrond in de journalistiek. Vijf jaar geleden verhuisde ze naar Londen, waar ze een studie creative direction deed aan de University of the Arts. “Langzaam verschoof mijn aandacht naar de fotografie, aanvankelijk naar de commerciële modefotografie. Daarna werd mijn werk heel erg gestuurd door onderzoek. Nu wil ik weer meer gaan schrijven, maar de fotografie geef ik niet op. Ik wil de twee laten samengaan, dus tekst en fotografie gebruiken voor dingen die belangrijk voor me zijn.”
Een van de onderwerpen die ze in haar werk wil onderzoeken, is de rol van taal in de hedendaagse wereld. “Londen is zeer multicultureel en je hoort er allerlei talen op straat. Maar toch nog vooral Engels. Ik kijk naar vertaling en mondelinge tradities. Veel dingen worden niet vastgelegd. Mijn moeder spreekt een soort variant van Bahasa Melayu (Maleis, red.) en veel dingen die ze vertaalt van haar vader naar mij raken verloren, want ik spreek dat dialect niet.”
Lee wil niet alleen voor Unseen naar Amsterdam komen, maar zich hier ook vestigen. “Ik denk dat het heel boeiend is wat er in Amsterdam gebeurt. Ik hoop dat de kwaliteit van leven er beter is dan in Londen en het is interessant om te zien wat er met mijn werk gebeurt. Singapore en Londen zijn allebei enorm en ik heb nog nooit in een kleinere stad gewerkt.”
David Uzochukwu
Met zijn twintig jaar is hij de jongste fotograaf op Unseen Amsterdam en toch heeft David Uzochukwu al veel projecten op zijn naam staan. Hij begon al op zijn dertiende met het maken van portretten, waarvoor hij meestal zelf model stond. “Gaandeweg ging ik samenwerken met bijvoorbeeld modeontwerpers. Dat begon heel informeel en kleinschalig. Daarna werd ik gevraagd voor bijdragen in tijdschriften en kwam ik in contact met allerlei muzikanten en andere artiesten.” Uzochukwu maakte opvallende portretten van beroemdheden als FKA Twigs, Benjamin Clementine en Pharrell Williams.
Uzochukwu werd geboren in Innsbruck. Toen hij zes was verhuisde hij met het gezin naar Luxemburg, waar hij vervolgens negen jaar woonde. Daarna woonde hij in Brussel en Wenen en nu is hij in Berlijn gevestigd. Daar zit hij in zijn vierde studiejaar filosofie op de Humboldt Universiteit. “Het is vooral een studie om mijn ideeën te scherpen. Het is interessant om te reflecteren op wat je hersenen dagelijks doen.”
Uzochukwu heeft een Nigeriaanse achtergrond en hij voelt zich sterk verbonden met de Nigeriaanse diaspora. In een nieuwe serie die hij op Unseen toont, maakt hij surreële beelden van zwarte mensen als onderwaterdieren, waarmee hij wil ingaan tegen stereotiepe beelden van zwarte mensen. Uzochukwu: “Vaak worden zwarte mensen neergezet als exotisch of gevaarlijk en dit is een manier om met zulke stereotypen om te gaan.”
De figuren op de foto’s worden getransformeerd tot mythische zeedieren, krijgen half menselijke en half dierlijke lichaamsdelen. Zo maakte Uzochukwu een foto van een man op het strand die een andere man draagt, waarbij hun lichamen bijna zijn versmolten tot één organisme. Op hun kromme rug prijkt een stekelige vin, alsof het wezen eigenlijk in zee thuishoort en tijdelijk uit het water is gekropen.
Het meest herkenbare wezen is een zeemeermin met het lichaam van een oudere rastaman met grijze dreadlocks en een enorme slangachtige staart die her en der dreigend door het beeld kronkelt. Op de achtergrond is een kalm zeeoppervlak zichtbaar, wat suggereert dat hij zich ver boven het water verheft. Op een andere foto zwemt een zeemeermin op haar rug door een donker wateroppervlak, waarbij het zonlicht alle kleuren op haar staart laat glinsteren. “Hier wordt de sfeer van een kalme avond opgeroepen.”
Door dergelijke verbeeldingen van zwarte lichamen hoopt Uzochukwu een soort empowerment op gang te brengen. “Ik hoop dat jonge mensen die deze foto’s zien, kunnen zeggen: ik zie mezelf plotseling als iets waar ik nog nooit aan heb gedacht. Ik wil dat mensen kunnen dromen en hopen.”
Uzochukwu gaat vooroordelen te lijf met poëtische verbeeldingen die je surrealistisch zou kunnen noemen. Hij portretteert iemand bijvoorbeeld voor een lucht, maar de figuur werpt ook een slagschaduw over dezelfde lucht, alsof het een gordijn is. “Ik manipuleer de beelden vaak omdat ik niet beperkt wil zijn in de mogelijkheden, op een conceptuele manier. Ik wil me niet beperken tot wat tot de echte wereld behoort, zoals de zwaartekracht, maar alles kunnen geven wat ik wil. Het is afhankelijk van de foto of ik deze retoucheer of niet. Maar ik wil altijd het gevoel pakken en daarmee een bepaald verhaal vertellen.”