PlusInterview
Cabaretière Mouna Laroussi: ‘Sommige theaters zeggen: we boeken je niet, want er wonen hier geen Turken of Marokkanen’
Met haar diverse personages hoopt cabaretière Mouna Laroussi zowel autochtone Nederlanders als mensen met een Marokkaanse achtergrond naar het theater te lokken. Vrijdag staat ze in De Kleine Komedie met Fatima, dat voor een belangrijk deel gaat over alle ballen die werkende vrouwen hoog moeten houden.
Het is een van de sterkste momenten in Fatima: na een minuut of twintig trekt Mouna Laroussi (42) haar dikmaakpak uit en zet ze haar hoofddoek af. Het accent van de drukke Marokkaanse vrouw die sinds het begin van de voorstelling aan het woord was, verdwijnt als sneeuw voor de zon. Plots staat ze zélf op het podium. Een atletisch gebouwde, Marokkaans-Nederlandse maakster met geblondeerd haar. Er trekt een bescheiden schokgolf door de zaal. Twee werelden versmelten.
“Fatima ontstond in mijn eerste soloprogramma Schijtziek,” vertelt Laroussi na afloop. “Zij werd zo goed ontvangen dat ik haar een grotere rol heb gegeven. Fatima is gebaseerd op mijn gezellige Marokkaanse tantes, maar ook op buurvrouwen en de moeders van vriendinnen. Ze is mijn alter ego.”
“Ik merk dat ik de Marokkaanse gemeenschap gemakkelijker kan bereiken als Fatima dan als mezelf. Dankzij haar kan ik gevoelige zaken heel direct bespreken. Met veel humor, maar zonder te kwetsen.”
Danseres
Laroussi, dochter van een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader, werkte drie jaar als choreograaf en danseres voor haar zusje, zangeres Hind. Via choreograaf Wies Bloemen kwam ze in aanraking met danstheater. “De combinatie van dans en tekst was nieuw voor me. Er ging een wereld voor me open. Ik dacht: dit kan ik ook, ik wil mijn eigen voorstelling. Die ben ik bij Dansmakers Amsterdam gaan ontwikkelen.”
Zonder slag of stoot ging dat niet. Drie jaar lang zat Laroussi thuis met de ernstige darmaandoening colitis ulcerosa. “Het gaat nu veel beter, maar ik dacht destijds dat mijn leven min of meer voorbij was. Dus ik wilde nog één keer iets maken waarin ik alles kon stoppen wat ik leuk vind: verschillende typetjes en een mix van rap, cabaret en spoken word. Wat ik in Schijtziek deed, blijkt nu zo’n beetje mijn signatuur te worden.”
Er zijn weinig kleinkunstenaars die zo goed kunnen dansen als Laroussi. Daarmee heeft ze een extra wapen in handen om haar boodschap over te brengen. “Mo vind ik een van mijn belangrijkste personages. Zo’n typische hangjongere van wie gezegd wordt dat hij niet goed zijn best doet, maar die ook gewoon geen kansen krijgt. Daar heb ik een choreografie op gemaakt.”
Werkende vrouwen
Fatima staat voor een belangrijk deel in het teken van alle ballen die werkende vrouwen hoog moeten houden. Marokkaanse, maar ook Nederlandse. Razendsnel wisselt Laroussi tussen haar rollen. Ze wilde zich aanvankelijk in de coulissen verkleden, maar doet dat na overleg met haar regisseur Titus Tiel Groenestege nu bewust op het podium.
“Mensen zeggen soms: ik word al moe als ik naar jou kijk. En dat is ook precies de bedoeling. Vrouwen met topfuncties zijn constant aan het rennen. Het bestieren van een huishouden is al zwaar, laat staan als je daarnaast ook nog op hoog niveau leiding geeft. Die energie wil ik voelbaar maken.”
Daarnaast is er aandacht voor de eerste generatie migranten uit de jaren zestig en zeventig. De groep die vaak te horen kreeg en krijgt dat ze ‘terug moesten naar hun eigen land’. “Heel veel mensen, zelfs hun eigen kinderen, zijn vergeten wat zij allemaal moesten inleveren. Hoe hard ze hebben gewerkt en hoeveel ze hebben bijgedragen aan de opbouw van Nederland. Dat zijn de opaatjes en omaatjes die we nu op straat zien lopen. Zij staan te weinig in het licht.”
Deuren intrappen
Laroussi’s publiek is met deze tweede voorstelling verdrievoudigd, maar het blijft lastig om voet aan de grond te krijgen. “Ik ben bezig om deuren in te trappen. Sommige theaters zeggen: we boeken je niet, want er wonen hier geen Turken of Marokkanen in de wijk. Maar ik maak geen voorstellingen voor Turken of Marokkanen, ik maak voorstellingen voor iedereen.”
“Het irriteert me als mensen zeggen: zus of zo is jouw doelgroep. Néderlanders zijn mijn doelgroep. Ouderen, jongeren, hier geboren of ergens anders. Ik wil ze allemaal in mijn zaal.”
“Ik ben ook geen maker die provoceert. Ik probeer zaken altijd van twee kanten te belichten, want die zitten allebei in me. Ja, ik laat de belabberde pensions zien waar gastarbeiders in werden ondergebracht, maar óók de werkgevers die vanaf het begin juist een heel goede band met ze hadden.”
Waanzien
Volgend seizoen komt Laroussi met haar nieuwe voorstelling Waanzien, waarin ze kijkt naar hoe de maatschappij omgaat met kwetsbare groepen. “Ik heb daar al veel ideeën over. Ik mis vaak de menselijkheid. We zijn het normaal gaan vinden dat vluchtelingen buiten op de grond slapen. Dat jongeren met hun ziel onder de arm rondlopen omdat ze niet aan kunnen haken.”
“En ik wil dementie onder Marokkaanse ouderen meenemen. Daar weet men weinig van. Opa is een beetje vergeetachtig, wordt dan gezegd, laat hem maar in zijn stoel zitten.”
Die ouderen zijn volgens Laroussi vrijdenkender dan de huidige jeugd. “Veel Marokkaanse jongeren zijn erg hard in hun meningen. Dit kan niet, dat is haram. De eerste migranten gingen meer mee in de Nederlandse normen en waarden. Ergens móésten ze wel, maar ik heb soms het gevoel dat we teruggaan in de tijd.”
“Daar ben ik ook een scène over aan het schrijven, want het baart me zorgen. Ik maak alleen wat me aan het hart gaat. Het klinkt super cheesy, maar ik wil bijdragen aan een leuke samenleving.”
Fatima is 26 mei te zien in De Kleine Komedie