PlusPS

8 gouden tips: zo schrijf je een kinderboek

Ook altijd al een kinderboek willen schrijven? Schrijfster Manon Sikkel (52) geeft op Facebook een gratis cursus jeugdliteratuur. Alvast acht gouden schrijftips.

Manon Sikkel
null Beeld Annelie Carlström
Beeld Annelie Carlström

1. Maak tijd vrij om te schrijven
Schrijven is als piano leren spelen. Je hebt er talent voor nodig, je moet het leuk vinden, maar je moet ook oefenen. Liefst elke dag. Mijn leerlingen op de schrijversvakschool hebben vaak drukke banen en gezinnen.

Toch vinden ze de tijd om maanden lang een keer per week naar Amsterdam te komen voor mijn lessen. Ze maken aantekeningen, stellen vragen, luisteren, schrijven en verzinnen. Ik geef ze ook schrijfopdrachten mee, maar door hun drukke ­levens hebben ze daar weinig tijd voor.

Toch lukt het ze ­elke keer weer om te schrijven. Hoe? Door mijn twee gouden tips. Eén: kijk nooit meer tv (en nee, ook geen Netflix). Twee: vertel al je vrienden en familieleden dat je aan een boek bezig bent en je dus een uur per dag moet afzonderen en niemand je mag storen.

Ga offline en trek je terug in een kamer waar de deur dicht kan. Dwing jezelf om je telefoon weg te leggen en zet je wifi uit wanneer je schrijft. Echt, voor schrijven heb je rust en leegte nodig.

2. Schrijf als het kind dat je was
Je hoeft geen kinderen te hebben om een kinderboek te schrijven. Je moet er wel één zijn geweest. Beroemde uitspraak van Annie M.G. Schmidt is dat ze helemaal niet van kinderen hield, maar schreef voor het kind dat ze zelf was geweest.

Wanneer ik schrijf is het alsof ik een knop in mijn hoofd omzet en de wereld weer zie zoals ik die als kind zag. Dat maakt het schrijven ook zo leuk. Je mag net als vroeger eindeloos fantaseren en de wereld vol verwondering bekijken.

Terwijl je schrijft leef je in een heerlijke fantasiewereld. Als Alice in Wonderland dwaal je door je gedachten en daar kom je dingen tegen die je verrassen en verbazen. Zie het schrijven als spelen met een poppenhuis of met Playmobil. Het zijn poppetjes en jij brengt ze tot leven.

3. Verzin een hoofdpersoon
Een kind moet geloven dat jouw hoofdpersoon echt ­bestaat. Ook als de rest van het verhaal totaal vreemd en onlogisch is. Je hoofdpersonen hadden al een leven voor ze in je boek verschenen.

Soms helpt het om een karakterprofiel te ­maken. Hoe oud zijn ze, wat eten ze graag? Waar spelen ze mee? Hoe laat gaan ze slapen? Schrijf je karakterprofiel alsof je zelf die persoon bent. Dus: 'Mijn naam is Matilda. Ik ben niet groot en niet klein, niet dik, niet dun, maar wel heel slim. Ik hou van lezen...'

Probeer je hoofdpersonen voor je te zien. Hou van ze alsof ze je kinderen zijn. Sterker, het zijn je kinderen.

4. Beschrijf je hoofdpersoon
Wees niet bang om je hoofdpersoon aan de lezer te ­beschrijven. Zoals Niccolò Ammaniti doet in Ik haal je op, ik neem je mee: 'Pietro Moroni zet zijn fiets tegen de muur en kijkt om zich heen. Hij is twaalf jaar, maar hij lijkt jonger. Hij is mager. Gebruind. Een muggenbult op zijn voorhoofd. Zwart haar, door zijn moeder zo goed mogelijk kort geknipt. Een wipneus en grote, reebruine ogen.'

Je kunt uiterlijke kenmerken ook weglaten en je hoofdpersoon introduceren aan de hand van andere eigenschappen. 'Dit is Tom. Tom kan niet rekenen. Dat vindt hij niet erg, want hij kan heel goed op zijn handen lopen en waterijsjes met zijn voortanden afschrapen.'

Stel vragen bij het 'ontwerpen' van je hoofdpersoon. Wat is het ergste wat je hoofdpersoon ooit heeft meegemaakt? Wat is het leukste wat zij ooit heeft gedaan? Wat ligt er ­onder haar bed? Hoe populair is zij op een schaal van 1 tot 10? Wat zou zij echt nooit doen?

5. Maak het je personages lastig
Bij het plannen van de plot moet je voortdurend in het achterhoofd houden dat je personages iets heel graag willen wat ze door jou als auteur maar niet kunnen krijgen. Omdat jij voor problemen en uitdagingen zorgt.

Gebruik bij het schrijven de weg als metafoor. De hoofdpersoon wordt geïntroduceerd aan het begin van een weg. Doel is het eindpunt van die weg te bereiken, maar onderweg leg je allerlei obstakels neer. Denk maar aan de voorleesklassieker We gaan op Berenjacht van Michael ­Rosen.

Hoewel je ongetwijfeld erg gesteld bent op je personages, is je doel ervoor te zorgen dat deze zich ongemakkelijk, boos of wanhopig voelen. Een boek vol tevreden personages is saai.

6. Vertel een goed verhaal
Schrijvers zijn gewoon heel goede verhalenvertellers. En dat verhaal moet een plot hebben. Het moet ergens beginnen, er moet iets gebeuren en het moet ergens naartoe gaan.

De overgangen in het verhaal moeten zo logisch zijn als bij het verhaal dat je vertelt bij het kampvuur. Je wilt niet dat je lezers in slaap vallen en je wilt ook niet dat ze halverwege al snappen waar het naartoe gaat. Je wilt Jan Klaassen en Katrijn zijn, en het publiek horen gillen: 'Pas op, pas op... achter je!!!'

Als je wilt weten of je verhaal wel leuk is, hoef je het alleen maar voor te lezen. Kinderen beginnen bij een saai verhaal meteen te piepen. Een mooi verhaal maakt ze stil.

7. Wees niet vetcoolgaaf
Gebruik levendige dialogen. Geen oudemensentaal, maar ZEKER geen kindertaal. Dus niet: vetcoolgaaf proberen te zijn. Je personages zijn echte mensen, maar ze praten leuker en grappiger dan echte mensen. En ook compacter. Ze zeggen nooit eh....

Dus wat je die personages ook laat zeggen, zorg altijd dat de lezer niet doorheeft dat je hem informeert. Zoals in dit verzonnen voorbeeld om een vegetariër te introduceren:

'Mag ik vragen wat dat dode beest op mijn bord doet?'

'Dat is niet dood, dat is nieuw. Sojadinges.'

'Het ziet er dood uit.'

'Als je er op spuugt gaat het leven.'

De beste dialogen krijg je door je tekst hardop te ­lezen. Doe dat na elk hoofdstuk dat je hebt geschreven. Je hoort direct waar de overbodige woorden zitten en waar je beter een ander woord had kunnen kiezen.

8. Maak je lezers aan het lachen
Wat kinderen grappig vinden hangt af van hun leeftijd. Maar alle humor komt voort uit spanning. Er gebeurt iets tegenstrijdigs of iets onverwachts, wat spanning veroorzaakt in het hoofd van je lezer. Lachen zorgt voor ontlading.

Omdat kinderen nog niet zo goed kunnen voorspellen als oudere lezers zijn ze soms totaal verrast, waardoor ­alles grappig wordt. Als ik in een klas vertel dat ik een heel serieus gedicht van Tosca Menten ga voorlezen en dan zeg: het heet Poep met peren, rollen ze van hun stoel van het ­lachen. Niet alleen in groep 1, maar zelfs in groep 8.

Maak niet grappen waarvan je dénkt dat kinderen ze leuk vinden, maar schrijf dat waar je zelf ook om zou moeten lachen. Grapjes voor volwassenen in je boek stoppen is altijd fijn. Zeker als het om voorleesboeken gaat.

Openbare les

Kinderboekenschrijver en journalist Manon Sikkel werd bekend met haar IzzyLove-boeken en met Elvis Watt miljonair. Ze won drie keer de Prijs van de Nederlandse Kinderjury. Vorig jaar verschenen De niet zo enge buurman en Gruwelijk Grappige Griezelverhalen.

Sikkel woont in Amsterdam en geeft geregeld les aan de Schrijversvakschool. Omdat ze dat dit jaar niet doet, besloot ze haar kennis te delen via Facebook. Sikkel: "Het is mijn kleine bijdrage tegen al die kattenfoto's op Facebook."

Tot en met 18 april geeft ze elke werkdag een gratis les op www.facebook.com/kinderboekenschrijver/.

De hele cursus inclusief opdrachten is ook te koop als e-book: Manon Sikkel, Zo schrijf je een kinderboek, €12,50.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden