De nieuwe installatie van kunstenaar Villar Rojas legt een te zware belasting op de Oude Kerk, aldus Herman Vuijsje, kerkganger en bestuurslid van Stichting tot Behoud van de Oude Kerk. De protestantse kerkgangers zijn het nu beu, schrijft hij.
De installatie Poems for Earthlings van de Argentijnse kunstenaar Adrián Villar Rojas symboliseert ‘een verdedigingslinie tegen alles waar wij ons tegen willen beschermen’. Zo introduceert Stichting De Oude Kerk, die het gebouw als museum exploiteert, haar nieuwste project, dat gisteren is geopend: de kerk verweert zich tegen ‘destructieve aanvallen van buitenaf.’
Voor de kerkgangers van de protestantse Oude Kerkgemeente heeft deze bescherming tegen destructieve aanvallen de volgende gevolgen. Tot eind april moeten zij zich een weg banen door een verduisterde kerk, via een soort loopgravenlandschap, tussen torenhoog opgetaste zandzakken en staketsels, langs de weggetimmerde preekstoel, om uiteindelijk een zijkapel te bereiken waar zij zoals in een schuilkerk hun dienst kunnen houden. Voor gemeenteleden die slecht ter been zijn, is de omweg langs en over alle obstakels te zwaar; zij zijn uitgeweken, sommigen zelfs naar die andere Nicolaaskerk, de paapse, aan de Prins Hendrikkade.
Volgens de gebruiksovereenkomst moet de stichting, die sinds 1955 eigenaar is van de kerk, het middenschip ‘in schone en voor de aard van de activiteiten bruikbare staat’ ter beschikking stellen voor de kerkdiensten van de protestantse gemeente. Bij exposities en dergelijke moet die ruimte ‘redelijkerwijs vrij zijn van hinderlijke voorwerpen of andere zaken die indruisen tegen de aard van de kerkdiensten.’
Geschonden afspraken
Dat is niet de enige afspraak die de stichting met voeten treedt. Ook de toezegging dat het gebouw zou worden ontzien, wordt niet nagekomen, stelden kerkgangers de afgelopen weken vast. In de kerkruimte zou niet worden gezaagd, maar de unieke zerkenvloer lag hier en daar onder het zaagsel. Uit de kandelaren met druipkaarsen was kaarsvet op de grafstenen gedruppeld. Tot april wordt het verduisterde gebouw met zijn kurkdroge houten gebint, nu aangevuld met allerhande houten frames en betimmeringen, verlicht met kaarsen.
Afgelopen zondag vond na de kerkdienst een discussie met de kunstenaar plaats, waarbij een aantal verontwaardigde gemeenteleden hem om rekenschap vroegen: waarom zou je deze kerk, juist vermaard vanwege zijn stralende licht, verduisteren? Antwoord: “Ik hou niet zo van licht, ik knip het altijd uit.” Een andere kerkganger: “Dit werk is volstrekt destructief, volstrekt duister, zoals je zelf zegt: je houdt niet van licht. Maar dit is onze gemeenschap, die alleen hier en nu vorm krijgt. Je hebt het alleen over het gebouw, niet over de mensen die je in deze situatie brengt.”
Intussen begonnen harde geluiden uit het schip van de kerk het gesprek te overstemmen. Wagens, zwaarbeladen met frames en met zand en schuimrubber gevulde zakken denderden over de net gerestaureerde zerkenvloer. Mannen met stofmaskers voor hun mond waren bezig de zakken op te stapelen. Stof had zich opgehoopt tegen de plinten van de zware houten constructies die op de kwetsbare grafstenen zijn neergezet, en dwarrelde op onder het ook pas gerestaureerde Vater-Müllerorgel. Een week tevoren waren ook mensen met een vorkheftruck en een hoogwerker op rupsbanden aan het werk.
Als kikkers in de pan
Tijdens de dienst worden de aanwezige kinderen altijd even naar voren geroepen. “En, hoe vind je de kerk erbij staan?” vroeg de dominee aan een meisje. “Stom!” antwoordde ze resoluut. De al langer oplopende spanningen tussen de kerkgemeente en het stichtingsbestuur is met deze expositie een nieuwe fase ingegaan. Het conflict heeft zulke vormen aangenomen dat een mediationproces is gestart, met vooralsnog een onzekere uitkomst.
Zelfs de tot inschikkelijkheid geneigde kerkmensen beginnen zich te realiseren dat ze zich als kikkers in de pan laten koken door een stichtingsbestuur dat hen met steeds grotere, ingrijpender, langduriger kunstprojecten letterlijk en figuurlijk in de hoek drukt. In 2015 een zwaar houten ‘dakterras’ op het fragiele, amper gefundeerde gebouw. In 2017 een kerk vol gigantische zwarte dozen. Nu is de hele ruimte volgebouwd met zwaar, stoffig en brandbaar materiaal. Wat is de volgende stap?
Een ingrijpender belasting en aantasting van het kerkgebouw valt nauwelijks te bedenken. In ieder geval kan niemand zeggen dat hij niet wist hoe hier wordt omgesprongen met Amsterdams voornaamste en oudste monument.