PlusJohan Fretz
Treurig: dit is het niveau van het Nederlandse racismedebat
Nederland was moe van het racismedebat, nog voor het ooit had plaatsgevonden en zoals het helaas nou nooit eens moe wordt van racisme zelf. Nu was de beurt aan de Tweede Kamer. Daar hoefde je niets van te verwachten, maar misschien verwachtte je er toch wat van, bijvoorbeeld: een gênante vertoning en in dat geval werd je niet teleurgesteld.
Theo Hiddema had het over een racismepsychose. Volgens Geert Wilders was juist de discriminatie van de autochtone Nederlander het grote probleem. Misschien doelde hij op die keer dat de Belastingdienst massaal jacht maakte op iedereen met de achternaam Jansen, De Boer of Boonstra. Of alle keren dat Jeroen, Carla en Raymond vanwege hun exotische namen moedwillig waren geweerd door werkgevers, makelaars en uitzendbureaus. Of anders op de appgroepen van de politie waarin stond: ‘kankerwitten!’, ‘pauperautochtonen’ en ‘kuthollanders!’
Het niveau van het Nederlandse racismedebat is: Kees van der Staaij die glunderend komt aanzetten met de oneliner ‘Ongeboren Lives Matter’, moge God hem bijstaan. Het niveau is: Mona Keijzer die zegt dat racisme vooral een probleem is van de Randstad, omdat daar veel mensen wonen met een migratieachtergrond. Een opmerking van het kaliber: als er ergens geen vrouwen wonen, dan kunnen ze ook niet worden verkracht.
Maar het probleem zit zeker niet alleen bij rechts. Want het niveau is ook: Jesse Klaver die suggereert dat je racisme wel racisme moet noemen, maar racisten geen racisten, want anders raak je ze kwijt. En dat moeten we niet willen. GroenLinks-Kamerlid Kathalijne Buitenweg zei deze week nog dat ‘we te weinig aandacht hebben gehad voor discriminatie tegen mensen van Afrikaanse afkomst’. Het stond er echt. Bizar, maar wat wil je ook: zelfs bij partijen die het maar al te graag hebben over diversiteit, inclusiviteit en representatie zijn de fracties witter dan Antarctica. Er zijn letterlijk nul zwarte Kamerleden. Dan mis je vanzelf iemand die in een vergadering zegt: “Eh Kathalijne, jij weet wel dat niet alle zwarte en bruine mensen van Afrikaanse komaf zijn toch?”
Waar moet je nog beginnen, met zoveel goedbedoelde onwetendheid?
Natuurlijk moesten we, naast alle lompe ontkenningen en omkeringen van racisme, ook de hele dag aanhoren dat racisme veel mensen ‘een naar gevoel geeft’. De meest valse benadering van het onderwerp, zeer populair onder politici: je suggereert dat racisme vooral een emotie is van de ontvanger – alsof het een soort boze fee is die men zich inbeeldt – en dat jij zelf zo nobel bent om voor die emotie empathie op te brengen. Het is als goedheid verpakte kwaadaardigheid. Alsof er inmiddels, zeker de laatste weken, niet genoeg wrede feiten en verhalen naar boven zijn gekomen die duidelijk maken dat racisme beslist geen gevoel is, maar een keiharde realiteit.
Alsof het een kwestie is van lichtgeraaktheid dat je niet op basis van je kleur of afkomst wilt worden beschimpt, bespuugd, geslagen, bespot, uitgescholden, benadeeld of uitgesloten. Wat een belediging, het gaat helemaal niet om gevoelens. Door het steeds weer daarop te gooien, voed je het valse narratief van gretig slachtofferschap en verlegt het debat zich telkens naar de vraag of je in dit land nog wel alles kunt zeggen en of mensen niet een wat dikkere huid moeten kweken.
Veel mensen die geteisterd worden door racisme hebben allang een olifantenhuid. Het gaat hen helemaal niet om hun tere gevoelens. Zij eisen simpelweg radicale gelijkwaardigheid, het naleven van artikel 1 van de Grondwet. Wie het debat zag, moest helaas concluderen: blijkbaar is zelfs dat te veel gevraagd.
Johan Fretz is schrijver en theatermaker. Hij heeft een wekelijkse column in Het Parool.
Reageren? j.fretz@parool.nl