Termen als hoogopgeleid en laagopgeleid kunnen niet meer
PlusMassih Hutak
Sarah Sylbing en Ester Gould behoren tot de beste documentairemakers van Nederland. U kent ze waarschijnlijk nog van hun veelgeprezen serie Schuldig, over de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord. Daarin gaven ze de schuldenproblematiek in ons land een hart en een gezicht. Vanaf volgende week maandag zijn ze terug met opnieuw een aangrijpende serie, genaamd Klassen. Dit keer richten ze zich op gelijke kansen in het onderwijs, of beter gezegd: op het gebrek daaraan.
Wederom gedraaid in Amsterdam-Noord krijgen we dit keer ouders, verzorgers, docenten, directies, besturen, een wethouder en vooral basisschool- en middelbareschoolleerlingen te zien die ieder op hun eigen manier op een kantelpunt zijn beland. Of het nou is dat de Cito-toets eraan komt en er nog hard gewerkt moet worden voor dat nét wat betere schooladvies, of dat je in de tweede klas zit van een middelbare school waar je niets te zoeken hebt omdat je Cito-score en je schooladvies totaal niet overeenkwamen.
Of dat je al zes jaar niet naar school bent gegaan en er toch een weg lijkt te bestaan om het weer op te pakken. Of dat je eigenlijk wel prima surft op een oplopende golf van stimuleringen en systemen die helemaal zijn ingericht op een gezond en succesvol leven voor jou, maar dat je juist daardoor lijkt te bezwijken onder de enorme prestatiedruk die erbij komt kijken. Het komt allemaal voorbij in Klassen.
In aanloop naar deze serie is dit misschien een goed moment om een paar diepgewortelde en vastgeroeste onderwijsideeën en woorden te herzien. Termen als ‘hoogopgeleid’ en ‘laagopgeleid’ bijvoorbeeld, worden nog steeds gretig gebezigd maar kunnen eigenlijk niet meer. Als opleidingsniveau al een binair iets is, laten we dan spreken van academisch opgeleid en praktisch opgeleid.
Of ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen. Dat zijn natuurlijk ‘gemengde scholen’ en ‘niet-gemengde scholen’. Naast dat deze termen genuanceerder zijn, zijn ze ook feitelijker.
Maar de belangrijkste herdefiniëring in dit rijtje vind ik misschien wel ‘kansengelijkheid’. ‘Kans’ is zo’n veelzijdig en tegelijkertijd generiek begrip dat ik me bij het gebruik ervan altijd afvraag wat we nou precies bedoelen. Het heeft bovendien altijd de connotatie van ‘toeval’ en ‘bij uitzondering’. Terwijl we, uitgerekend in het onderwijs, niet incidentele maar structurele veranderingen nodig hebben. Daarom pleit ik voor ‘keuzegelijkheid’. De kansen die iemand eventueel in het leven krijgt, hangen af van de keuzes die deze persoon maakt. Of beter gezegd: de keuzes die deze persoon gepresenteerd krijgt in de directe leefomgeving, te beginnen met thuis, school en op straat. Dat veld moet fundamenteel gelijkwaardiger ingericht worden.
Een keuze activeert mensen en zet ze in hun kracht. Een kans kan je in het beste geval verheffen tot een eeuwige uitzondering.