Opinie
'Religieus onderwijs staat haaks op diversiteit'
De staat moet religieus basisonderwijs niet financieren, stelt Roel Braeken. Dat religieuze scholen niet-religieuze kinderen aan de poort kunnen weigeren, werkt segregatie in de hand.
Aan de vooravond van het nieuwe schooljaar staat het onderwijs en met name het basisonderwijs volop in de spotlights. Er hing deze week een unieke demissionair-kabinetscrisis in de lucht vanwege onoverbrugbare meningsverschillen tussen de huidige coalitiepartners over het verhogen van de lerarensalarissen. Uiteraard ben ik als onderwijsprofessional blij met deze aandacht.
Maar in alle ophef rondom salaris en werkdruk in het onderwijs dreigen de meer ideologische onderwijsdiscussies onder te sneeuwen. Dit terwijl de urgentie voor een aantal van deze discussies minstens net zo groot is als die voor het aanzienlijk verhogen van de lerarensalarissen.
Vandaar dat ik in de slipstream van de huidige commotie graag een van deze ideologische punten onder de aandacht wil brengen. Het betreft een pleidooi voor afschaffing van het bijzonder onderwijs, een van de laatste heilige huisjes in het Nederlandse onderwijslandschap.
Ik ben mij ervan bewust dat dit een discussie is die in het verleden ook al is gevoerd. Zowel de voor- als tegenstanders van bijzonder onderwijs maken weinig aanstalten nader tot elkaar te komen.
Gescheiden schoolopleiding
Tegenstanders van bijzonder onderwijs beroepen zich op de scheiding tussen kerk en staat. Hoe kan het zijn dat de staat scholen bekostigt waar op basis van religieuze ideologieën gestreefd wordt jongens en meisjes vanaf hun achtste zo veel mogelijk gescheiden onderwijs te bieden?
De Nederlandse samenleving is immers ook niet gescheiden. Toch vindt zo'n gescheiden schoolopleiding anno 2017 nog steeds plaats in Amsterdam.
In het verlengde daarvan stellen tegenstanders van bijzonder onderwijs dat geloof een privéaangelegenheid is. Scholen hebben een openbare functie en zouden daar geen bijdrage aan moeten leveren.
Een ander zwaarwegend argument dat door tegenstanders van bijzonder onderwijs vaak wordt gebruikt, is het argument dat bijzonder onderwijs leidt tot segregatie.
Voorstanders van bijzonder onderwijs beroepen zich op de vrije keuze die ouders hebben bij het kiezen van een school voor hun kinderen. Het afschaffen zou religieuze ouders de keuzevrijheid ontnemen en dus alleen in het belang zijn van seculiere ouders.
Een ander veel gehoord argument uit het kamp vóór bijzonder onderwijs is dat 'neutraal' onderwijs niet bestaat. Daarom zou afschaffing van bijzonder onderwijs een farce zijn.
Ten slotte beargumenteren voorstanders van bijzonder onderwijs dat Nederland een pluriforme samenleving kent. Bijzonder onderwijs draagt in hun ogen dan ook niet bij aan segregatie. Zij zien bijzonder onderwijs juist als een goed antwoord op die onderliggende verschillen.
Voor de argumenten van beide kampen valt iets te zeggen. Toch zou ik nog een argument willen aanvoeren dat op de lange termijn bijzonder onderwijs op religieus-ideologische basis onhoudbaar maakt.
We leven in een land dat zich kenmerkt door een toenemende diversiteit en individualisering. Dat brengt nieuwe maatschappelijke uitdagingen met zich mee.
Speelkameraadje
Het omgaan met deze diversiteit vormt misschien wel de grootste uitdaging voor de samenleving van de nabije toekomst. De oplossing hiervoor kan volgens mij alleen tot stand komen door te leren over elkaars verschillen, maar belangrijker nog: door het herkennen van overeenkomsten.
Dat kan het beste door in contact te treden met elkaar en een verbinding aan te gaan. En waar kan die basis beter gelegd worden dan op school?
Vooral jonge kinderen, in de eerste groepen van de basisschool, bezitten het vermogen om bij het kiezen van een speelkameraadje vooral naar overeenkomsten te kijken.
Verschillen lijken hen nauwelijks te deren, misschien ook doordat de aangeleerde sociale constructies nog nauwelijks vat op hen hebben gehad. Het is in deze fase dat kinderen relatief makkelijk met elkaar in verbinding treden, ongeacht taal, kleur, sekse of religie.
Wanneer men uitgaat van de noodzakelijke maatschappelijke kracht die uit deze verbinding voortvloeit, is het voortbestaan van bijzonder onderwijs onhoudbaar. Handhaving van bijzonder onderwijs maakt het onderwijsinstellingen namelijk mogelijk op basis van religieuze ideologie kinderen bij voorbaat uit te sluiten.
Selectie
Het betreft in de praktijk weliswaar slechts een klein percentage met name orthodox-christelijke, islamitische en Joodse scholen die op basis van religie selecteren aan de poort, maar het gebeurt wel.
Het feit dat een religieuze identiteit dit mogelijk maakt, moet in mijn ogen echter onherroepelijk leiden tot het stoppen van financiering vanuit de staat voor het bijzonder onderwijs.
Scholen zouden zich daarentegen wel dienen te onderscheiden op basis van hun pedagogisch-didactisch concept. Dit heeft een positief effect op de kwaliteit van scholen en tegelijkertijd behouden ouders keuzevrijheid op basis van deze concepten.
Verschil met de religieus-ideologische scholen is dat de scholen op basis van een pedagogisch didactisch concept in de basis niemand uitsluiten. Er is nog nooit een kind aan de poort geweigerd omdat het niet aan de dalton- of montessori-eisen zou voldoen.
Een laatste veelgehoord argument om het bijzonder onderwijs te behouden is dat scholen in het bijzonder onderwijs zo goed presteren. Je moet niet iets afschaffen wat goed functioneert, stellen de voorstanders.
Angst
Dit zou ik willen weerleggen met het argument dat scholen in het bijzonder onderwijs niet beter presteren door de aanwezigheid van een hogere macht, maar door de kennis en kunde van de leerkrachten op de betreffende scholen.
Wanneer het bijzondere karakter van de school verdwijnt, gaat deze kwaliteit niet verloren. De angst voor het kelderen van resultaten is in mijn ogen dan ook ongegrond.
De samenleving verandert in rap tempo. Wil het onderwijs gelijke tred houden, dan dient het zich te blijven ontwikkelen. Het behouden van de status quo is in mijn ogen een pas op de plaats of zelfs een stap achteruit. Dat het systeem de afgelopen honderd jaar goed heeft gefunctioneerd, is geen garantie dat het ook de komende honderd jaar het juiste systeem is.
Overigens lijkt het op handen zijnde kabinet zowel het probleem als de plek waar het probleem dient te worden aangepakt te erkennen. Alleen moet bij hen het zingen van het Wilhelmus de verbinding tot stand brengen. Een gemiste kans.