Opinie
Opinie: ‘We moeten ons voorbereiden op nog hogere voedselprijzen’
De prijs van voedsel is sinds de oorlog in Oekraïne voor veel huishoudens te hoog. En toch is de prijs van ons eten te laag, omdat we maar een deel van de echte productiekosten betalen. Dat is niet houdbaar, vindt hoogleraar Barbara Baarsma.
Toen Carola Schouten in 2019 als minister van Landbouw in een interview met het Algemeen Dagblad aangaf dat eten te goedkoop is en dat we een steeds kleiner deel van ons inkomen aan voedsel uitgeven, was hoon haar deel. Toch had ze de feiten aan haar zijde. Mensen overschatten stelselmatig welk deel van hun inkomen ze aan voedsel uitgeven. Dat is niet een kwart, maar zo’n 10 procent. Bovendien blijkt uit Europese statistieken dat voedselprijzen in Nederland onder het gemiddelde van de Europese Unie liggen. Daar waar het algemene prijsniveau van alle consumptieve goederen en diensten in Nederland hoger is dan gemiddeld in de EU, geldt dat dus niet voor voedsel. Dat is nog steeds het geval na de enorme stijging van voedselprijzen in 2022 na de Russische inval in Oekraïne.
Een belangrijke reden waarom we in Nederland niet de werkelijke prijs van ons voedsel betalen, is dat de milieukosten grotendeels niet geprijsd zijn. Het is een fundamentele tekortkoming van ons voedselsysteem dat de kosten van broeikasgasemissies, stikstofdepositie, waterverbruik, verlies van biodiversiteit, chemische verontreiniging en uitputting van de bodem veronachtzaamd worden. We betalen daardoor niet de werkelijke kosten van voedsel. Economen noemen dat niet geprijsde deel van de werkelijke productiekosten ‘externe effecten’. Boeren die investeren in duurzamere praktijken leveren essentiële ecosysteemdiensten, zoals droogtebestendigheid of plaagbestrijding. Daar hebben we allemaal baat bij en we kunnen niet verwachten dat boeren opdraaien voor de kosten.
Nieuwe verdienmodellen
Om de noodzakelijke vergroening van voedselproductie betaalbaar te maken voor boeren zijn nieuwe verdienmodellen noodzakelijk. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om meer in korte voedselketens te werken. De huidige op de export gerichte voedselproductie maakt het voor boeren moeilijker om voldoende marge te realiseren, omdat de export doorgaans bulkproductie is met stevige prijsconcurrentie op een internationale markt. De individuele boer heeft dan als prijsnemer het nakijken en producten met een lage ecologische voetafdruk zijn op de wereldmarkt maar moeilijk te verwaarden. Korte ketens geven boeren de kans om hun kwaliteitsproducten beter bij afnemers voor het voetlicht te brengen. De melk komt dan niet terecht in een anonieme plas, maar in onderscheidende verpakkingen die duidelijk maken dat de melkveehouder investeert in zaken als biodiversiteit.
Een andere mogelijkheid is koolstofboeren. Koolstofvastlegging in bomen en landbouwbodems is een potentiële inkomstenbron voor boeren. Door regeneratief te boeren wordt de bodem gezonder en kan deze meer koolstof uit de atmosfeer opslaan, en door meer bomen en struiken te planten kunnen boeren ook meer koolstof opslaan. De extra opgeslagen broeikasgassen kunnen als carbon credits door de boer worden verkocht. Met de opbrengst kan hij verduurzamen.
Overheidsregulering
Naast dit soort vrijwillige oplossingen zal ook overheidsregulering de komende jaren toenemen. Of dat nu in de vorm van stikstofnormen, koolstofbelasting of verhandelbare waterrechten zal zijn, duidelijk is dat de prijs van voedsel erdoor omhoog zal gaan. Wetenschappers schatten dat de huidige niet-geprijsde milieukosten op bijna het dubbele van de huidige totale mondiale voedselconsumptie. We zullen dus nu vast moeten nadenken hoe we die mogelijke verdubbeling tot werkelijke voedselprijzen op een rechtvaardige manier door kunnen voeren. Zonder uitzicht om betaalbaar voedsel zal er begrijpelijkerwijs tegenstand tegen zelf- en overheidsregulering gericht op verduurzaming ontstaan.
Een deel van het betaalbaarheidsprobleem kan worden opgelost door de opbrengst van overheidsheffingen, zoals een koolstofbelasting, te gebruiken om de inkomstenbelasting voor lage en lagere middeninkomensgroepen te verlagen. Een ander deel komt uit een voor u misschien onverwachte hoek: de zorgkosten. Terwijl het deel van het inkomen dat huishoudens gemiddeld besteden aan eten sinds jaren zeventig ten minste gehalveerd is, zijn de kosten aan gezondheidszorg fors gestegen. Dat komt ook doordat we ongezonder zijn gaan eten, wat heeft geleid tot een forse toename van (chronische) ziekten. Om de zorg betaalbaar te houden is veel meer preventie noodzakelijk. Een gecombineerde suiker-, zout en vettax helpt om ongezond eten duurder en dus onaantrekkelijker te maken. De opbrengst van die heffingen kan gebruikt worden om de positie van lage en lagere middeninkomensgroepen te verbeteren.
Door de externe milieu- en gezondheidseffecten van voedsel in te prijzen, zal het aantrekkelijker worden om vaker vers duurzaam geproduceerd en minder bewerkt voedsel te eten, meer met Beprijzing is noodzakelijk. Invoering kan en moet geschieden rekening houdend met de positie van kwetsbare groepen.