Opinie

Opinie: ‘We moeten meer tandartsen opleiden, maar hoe dan?’

Nederland kampt met grote tekorten in de tandheelkunde en dat zal, mede door een vergrijzende tandartsenpopulatie, alleen maar erger worden. Extra tandartsen opleiden via de bestaande opleidingen zal de tekorten niet tijdig oplossen, zegt hoogleraar ­tandheelkunde Albert Feilzer. Meer aandacht voor tandartsen uit het buitenland en zijinstromers zijn een goed begin.

Albert Feilzer
null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

Tandartsen in Nederland vragen al lange tijd om verhoging van de opleidingscapaciteit van tandheelkunde. Deze is namelijk (met numerus fixus) gelimiteerd op 240 plaatsen per jaar. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van mondzorg, terwijl het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verantwoordelijk is voor de betaling van de opleidingsplaatsen en dus niet zonder meer kan kiezen voor verhoging van het aantal. Om die reden is gekozen voor een adviesorgaan, het Capaciteitsorgaan, dat een beoordeling opstelt over de hoeveelheid tandartsen die moet worden opgeleid om toegankelijkheid van zorg te garanderen.

Recent is het ‘Capaciteitsplan 2024-2027’ uitgekomen. In het rapport wordt voorgesteld om de bestaande opleidingscapaciteit van tandartsen met 135 studenten op te hogen: van 240 studenten per jaar tot 375 per jaar. Voor de bestaande arbeidsintensieve opleidingen, zoals het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), dat 50 procent van alle tandartsen in Nederland opleidt, zal het realiseren van een ophoging van bijna 50 procent een moeilijk uitvoerbare opdracht vormen.

Het Capaciteitsorgaan heeft van 2009 tot en met 2020 regelmatig geadviseerd de opleidingscapaciteit te verhogen. De overheid heeft deze adviezen telkenmale naast zich neergelegd. De vraag is of er, na het langdurig negeren van deze adviezen, nu niet een situatie is ontstaan waarbij het verhogen van de opleidingscapaciteit geen acceptabel en haalbaar alternatief meer biedt. Wanneer men meer tandartsen opleidt, zullen de eerste extra tandartsen minimaal zeven jaar later pas beschikbaar komen.

De tandartsenpopulatie is sterk vergrijsd en komende jaren zal een relatief groot aantal met pensioen gaan. Wel zal de continue instroom van ongeveer honderd tot tweehonderd buitenlandse tandartsen per jaar helpen om het probleem niet volledig uit de hand te laten lopen. Op dit moment is ongeveer 20 procent van de tandartsen in het buitenland opgeleid. Als de trend zich voortzet kan dit aantal zich ruim verdubbelen.

Zijinstromers

De overheid heeft jaren ingezet op het idee dat ‘marktwerking’ het probleem wel zou oplossen. Enerzijds doordat Nederland aantrekkelijk blijkt voor buitenlandse tandartsen, anderzijds omdat de aanname van de wet beroepen in de gezondheidszorg (wet BIG) het mogelijk maakte dat de tandarts, net als de huisarts, taken kon delegeren aan hulppersoneel. Ook verwijzen tandartsen vaker patiënten voor deelbehandelingen door naar collega’s die zich op een specifiek onderdeel van de mondzorg hebben toegelegd.

De tandartspraktijk die vroeger uit een tandarts met één assistente bestond is daardoor gegroeid naar een bedrijf waar tandartsen samenwerken in grotere teams, bestaande uit een scala van verschillende mondzorgprofessionals. De praktijken kunnen daardoor veel meer patiënten aan, maar nog altijd niet genoeg om aan de stijgende vraag te voldoen.

Mijn conclusie: het advies om meer tandartsen volgens de bestaande opleidingsconcepten op te leiden zal de tekorten niet op een acceptabele termijn kunnen slechten. Er zijn dan ook andere en innovatievere maatregelen nodig om het tij te keren. Denk bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van zijinstroommogelijkheden voor mensen met een afgeronde academische biomedische vooropleiding (er is bijvoorbeeld een overschot aan opgeleide basisartsen) die in relatief korte tijd kunnen worden omgeschoold tot tandarts.

Ook kan men denken aan een korte aanvullende masteropleiding voor de mondhygiënist of tandheelkunde-bachelor, waarbij die in een à anderhalf jaar kan worden opgeleid tot kindertandverzorger. Een kindertandverzorger kan met name preventie van mondziekten bij de jeugd zeer effectief uitvoeren en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan een gebitsgezonde nieuwe generatie.

Doordacht beleid

De politiek is nu aan zet om het advies om te zetten naar beleid. Beleid dat verder moet gaan dan alleen het aantal studenten op te hogen dat per jaar mag instromen. Het lijkt erop dat deze beslissing wederom een moeilijke zaak is geworden. Het gaat immers over geld vrijmaken in een tijd waarin we nog bijkomen van zeer kostbaar coronabeleid. Ik hoop desondanks dat de politiek het advies niet weer naast zich zal neerleggen, maar zich ook niet tot een eenvoudig maar ondoordacht besluit – om alleen de numerus fixus aan te passen – laat verleiden.

De problematiek is inmiddels zo complex geworden dat het verstandig is om de gehele mondgezondheidszorg integraal te beschouwen en innovatievere oplossingen te bedenken. Oplossingen waarbij geen heilige huisjes worden uitgezonderd. Elke Nederlander heeft toch recht op een gezonde mond?

Albert Feilzer is hoogleraar algemene tandheelkunde (UvA & VU) Beeld .
Albert Feilzer is hoogleraar algemene tandheelkunde (UvA & VU)Beeld .

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden