Opinie

Opinie: ‘Wat komt er in de plaats van het neoliberalisme?’

Zal de VVD bij de Statenverkiezingen van 15 maart niet langer de grootste partij blijken? En zijn we dan verlost van het neoliberalisme? Dat kan zijn, denkt John Jansen van Galen, maar de grote vraag is dan wat ervoor in de plaats komt.

John Jansen Van Galen
Na twaalf jaar premier Mark Rutte zijn geen van de problemen die het neoliberalisme zou oplossen, verdwenen: stagnaties in beleid en bestuur, falende overheidsinstanties, een onbestuurbare en onbetaalbare verzorgingsstaat. Beeld Robin Utrecht/ANP
Na twaalf jaar premier Mark Rutte zijn geen van de problemen die het neoliberalisme zou oplossen, verdwenen: stagnaties in beleid en bestuur, falende overheidsinstanties, een onbestuurbare en onbetaalbare verzorgingsstaat.Beeld Robin Utrecht/ANP

De liberalen waren de hele vorige eeuw een minderheidsgroepering, totdat Hans Wiegel in de jaren zeventig het roer overnam. Met veel flair en flux de bouche gaf hij gestalte aan het voorvoegsel ‘volks-’ in de naam van zijn partij, de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, en maakte de ‘gewone, hardwerkende Nederlander’ tot het boegbeeld ervan. De VVD begon gestaag te groeien en smeedde in de jaren negentig onder haar leider Frits Bolkestein een unieke ‘paarse’ coalitie zonder de christendemocraten.

Die coalitie voerde, onder premier en PvdA-leider Wim Kok, een neoliberaal beleid. Vanwaar dat ‘neo-‘? Het liberalisme was ook zonder dat voorvoegsel altijd al voor een terughoudende, liefst terugtredende overheid, zoals in de legendarische uitspraak van Thorbecke: “De kunst is geen regeringszaak.” Het bijzondere was alleen dat vanaf 1994 een sociaaldemocraat dit beleid uitvoerde.

Dat Kok in 1995 de ‘ideologische veren’ van de PvdA ‘afschudde’, was geen slip of the tongue, zoals men wel heeft willen doen geloven. Er heerste de brede overtuiging dat de verzorgingsstaat was vastgelopen of dreigde vast te lopen. Er was te veel bureaucratie en de staat heerste als ‘vadertje Albedil’. De sociale uitkeringen rezen – deels voor oneigenlijke doeleinden – de pan uit, de zorg werd onbetaalbaar en premier Lubbers zei: “Nederland is ziek.”

Afname van vertrouwen in de politiek

Zo begon een kwart eeuw van bezuinigingen, privatiseringen en een opnieuw terugtredende overheid. Het duurde tot en met de pandemie voordat – zelfs in de VVD – het besef indaalde dat we daarmee op de verkeerde weg zijn: overal tekorten, nieuwe armoede en tekortschietende overheidsinstellingen. Met als effect: een verontrustende afname van het vertrouwen in de politiek. Begrijpelijk dus dat we nu massaal afscheid willen nemen van het neoliberalisme.

Maar wat dan? De kracht van Rutte was in die twaalf jaar premierschap dat hij nooit hoefde op te boksen tegen concurrenten met ideeën die een grote aanhang verwierven. Zelf wees hij de noodzaak van een ‘visie’ smalend af – “Gebrek aan visie? Naar de oogarts!” – en anderen wisten geen alternatief voor neoliberalisme naar voren te brengen.

De problemen waarop het neoliberalisme een antwoord was, zijn niet verdwenen: stagnaties in beleid en bestuur, falende overheidsinstanties, een onbestuurbare en onbetaalbare verzorgingsstaat. In de jaren zestig voorspelde regeringscommissaris Kees Posthumus al dat bij ongewijzigd beleid het onderwijs eerlang 100 procent van het overheidsbudget zou opslokken en datzelfde geldt nu voor de zorg. Het overheidsbudget daarvoor stijgt nog elk jaar, behalve onder Edith Schippers.

Wat is het wenkend perspectief?

Gaapt achter het neoliberalisme de grote ideologische leegte? Op rechts verdringen zich tal van nieuwe partijen, die voornamelijk niets lijken te willen: geen migratie, geen multiculturele samenleving, geen kunstsubsidies, geen klimaatbeleid, geen ‘woke’ gedoe. Op links is een hergroepering van GroenLinks en PvdA gaande, waarvan de voortrekkers zeggen dat het om ‘de inhoud’ gaat, zonder er ooit bij te vertellen wat die zou moeten inhouden.

Jawel, de directeuren van hun beider wetenschappelijke bureaus ontwierpen – verliefd naar elkaar kijkend – een gemeenschappelijk program, maar komen niet verder dan ‘een welzijnseconomie waarin mens en natuur centraal staan’. ‘De overheid’ moet weer meer ruimte krijgen dan ‘de markt’. Is dat een wenkend perspectief? Van radicale alternatieven als ‘basisdemocratie’ of arbeiderszelfbestuur is geen sprake. En welke aansprekende voorman of -vrouw zal dit program uitdragen? Sinds Joop den Uyl heeft er zich geen aangediend.

Bovendien: komt uit een fusie tussen deze twee niet een soort ‘Rijk Links’ voort, een partij van yuppen, links in zowel economisch als cultureel opzicht? En dat terwijl het electoraat van kansarmen en mensen in achterstandswijken in cultureel opzicht – multiculturele samenleving, gender, kunst – eerder naar rechts neigt. Gaat de PvdA de laatste arbeiders van zich vervreemden? Hoe succesvol de combinatie van een cultureel rechts en een economisch links program kan zijn, liet de PVV al zien, die daarmee dit gras al bij voorbaat voor de voeten van een linkse fusiepartij heeft weggemaaid.

We staan, kortom, met lege handen. Het ontbreekt aan een heldere boodschap van waar het met Nederland naartoe moet. Het neoliberalisme laat ons achter in een woestijn van pragmatisme.

John Jansen van Galen, journalist en publicist

null Beeld -
Beeld -

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden