Opinie
Opinie: ‘Stap af van economisch denken en kies écht voor lokaal voedsel’
Amsterdam is beter af met een duurzamer en lokaal ingebed voedselsysteem, zeggen onderzoekers Jannes Willems, Ciska Ulug en Ying-Tzu Lin. ‘Nu lopen de goede bedoelingen telkens stuk op sterk ingesleten patronen.’
Steden nemen de laatste jaren het voortouw in het verbeteren van het voedselsysteem. De gebreken van het huidige, industriële systeem zijn bekend: het is niet duurzaam, we weten niet meer waar ons voedsel vandaan komt en eten verliest zijn sociale betekenis.
Een verandering van onze stedelijke consumptie- en productiepatronen kan leiden tot verandering op grotere schaal. Allerlei Amsterdamse initiatieven dragen bij aan die transformatie: denk aan kortere ketens tussen boer en consument, stadslandbouw, en apps als Too Good To Go. Daar komt de ambitieuze voedselstrategie van de gemeente Amsterdam nog bij, die bijvoorbeeld beoogt een gezondere voedselomgeving te realiseren.
Ondanks deze initiatieven zien we dat goede bedoelingen stuklopen op sterk ingesleten patronen. Het voedselsysteem staat niet hoog op de Amsterdamse (politieke) agenda, ondanks gestegen voedselprijzen en boerenprotesten. De discussie over het behoud van de Lutkemeerpolder als voedselpark laat zien dat het lokaal veranderen van het voedselsysteem nog lang geen gelopen race is.
Urban commons
Het afgelopen jaar hebben we zes bijeenkomsten georganiseerd met initiatiefnemers, ambtenaren en onderzoekers over hoe het voedselsysteem in Amsterdam kan worden veranderd waarbij we de urban commons als uitgangspunt hebben genomen. Daarbij draait het om de vraag hoe we voedsel (weer) kunnen zien als een gemeengoed (common) en als een gedeelde hulpbron waarvoor burgers gezamenlijk zorg dragen. Denken en handelen vanuit deze gedachte kan een waardevolle toevoeging aan de stad zijn. Andere ‘commons’ zoals de wooncoöperatie De Nieuwe Meent en energiecoöperatieven tonen dat al aan.
Het Amsterdamse voedselsysteem is naar ons idee met behulp van een commonsaanpak in drie stappen te verduurzamen. De eerste stap is het vaststellen van een gezamenlijk verhaal over het Amsterdamse voedselsysteem. Voedsel is een laagdrempelige manier om met duurzaamheid aan de slag te gaan. Veel inwoners van Amsterdam zijn, bewust of onbewust, betrokken bij een duurzamer systeem. Ze bestellen voedsel via Boeren & Buren, hebben een volkstuin of doen vrijwilligerswerk.
Deze initiatieven versterken sociale verbanden in de stad en brengen de stedelingen dichter bij de natuur en ons voedsel. Deze waarden zijn niet goed in geld uit te drukken en lijken daardoor misschien marginaal. Maar als we afstappen van het dominante economische denken en ook de sociale, culturele en ecologische waarden meewegen, zijn we eerder bereid voedselinitiatieven een plek te geven in de stad.
Meer afstemming
De tweede stap is het bouwen en onderhouden van een ecosysteem van voedselinitiatieven. Veel initiatieven hebben weinig financiële transacties en zijn ingebed in een andere economie. De onderzochte initiatieven zijn innovatief in het aanboren van sociaal en natuurlijk kapitaal en zetten reststromen om in nieuwe producten. Ze opereren succesvol op buurtniveau, maar hebben moeite dat niveau te ontstijgen. Netwerken als Voedsel Verbindt, Food Council MRA en de Academische Werkplaats Voedsel kunnen hieraan bijdragen.
We zien dat deze netwerken nu elk een eigen publiek hebben en moeten vechten om schaarse middelen en deelnemers. Meer afstemming lijkt wenselijk, zodat deze losse initiatieven elkaar kunnen versterken. Duits onderzoek laat zien dat zogenoemde voedselraden zulke bruggenfuncties kunnen verzorgen, mits ze worden erkend en ondersteund door overheid, bedrijfsleven, onderzoekers en burgers. In Amsterdam bestaat zo’n overstijgende, democratisch gekozen organisatie nog niet.
Strijd om ruimte
De derde stap behelst de ondersteuning vanuit de gemeente voor het gedeelde verhaal en het ecosysteem. Met de mond belijdt de gemeente de transformatie naar een duurzamer voedselsysteem, maar in de praktijk blijkt daar nog weinig van. De ambitieuze voedselstrategie heeft weinig uitvoeringskracht en legt het af tegen andere ruimteclaims, zoals bedrijventerreinen of woningbouw. Lokale voedselinitiatieven bivakkeren daardoor nu op tijdelijke locaties.
De Amsterdamse voedselstrategie zou aan kracht winnen met grondbeleid dat ruimte biedt aan voedselinitiatieven. Voorbeelden elders (zoals in de Canadese stad Toronto) laten zien hoe een lokaal voedselsysteem van grote waarde is voor een aantrekkelijke stad en dat het inwoners aan de stad bindt.
In Amsterdam wordt volop gewerkt aan een duurzamer en lokaal ingebed voedselsysteem, maar de initiatiefnemers opereren in een niet-economisch gedreven systeem en worden daardoor vaak niet begrepen. Voedsel opnieuw zien als gedeelde grond biedt kansen voor de stad én draagt bij aan een duurzamer voedselsysteem.
Jannes Willems (universitair docent planologie aan de Universiteit van Amsterdam), Ciska Ulug (onderzoeker aan de Vrije Universiteit) en Ying-Tzu Lin (onderzoeker aan de UvA)