Opinie
Opinie: ‘Mevrouw Halsema, in uw herdenkingsspeech zijn mensen opnieuw verloren gegaan’
In haar speech tijdens de Holocaust Herdenking repte burgemeester Femke Halsema alleen over de omgekomen Joden. Maar ook op andere groepen is genocide gepleegd. En dat zij niet werden genoemd, vindt Manon van ’t Hof ronduit schandalig.
Geachte mevrouw Halsema,
Ik schrijf deze brief voor Settela Steinbach (1934-1944), wier stem ontbrak in uw speech tijdens de Holocaust Herdenking van zondag 29 januari bij het Spiegelmonument Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark.
U begon met de zin: “6 miljoen Joden, waarvan 102.000 uit Nederland en ongeveer 60.000 uit Amsterdam: systematisch uitgesloten, vernederd en vermoord in een poging om al het Joodse leven in Europa uit te roeien.” Dat is waar en dat is meer dan een vreselijke en beschamende geschiedenis.
Maar hoe pijnlijk moet het zijn geweest voor de aldaar aanwezige en musicerende orkestleden van het zigeunerorkest Brandt, getroffenen en nabestaanden, toeschouwers en tv-kijkers, dat u geen enkel woord wijdde aan de andere groepen waarop deze genocide werd gepleegd?
Mij, behorende tot een groep die nog altijd geregeld genegeerd en gediscrimineerd wordt, trof het in ieder geval pijnlijk. Het is weliswaar iets waar velen van ons aan ‘gewend’ zijn, maar tóch verwachtte ik dat een hoogwaardigheidsbekleder de complete context zou verwoorden.
Immers mag worden verondersteld dat het u als burgemeester bekend is dat naast de naar schatting 6 miljoen Joden, ook honderdduizenden Sinti en Roma, homoseksuelen, gehandicapten en Jehova’s getuigen zijn omgebracht door de nazi’s.
Neem Joop van der Starre, een overlevende die glashelder benoemde wat oorlog met een mens doet; hoe zijn moeder, die haast iedereen verloor die zij liefhad, na de oorlog nooit zelfs maar een glimlach om haar mond heeft kunnen toveren. Hij gaf daarmee zijn familieleden een stem, hij eerde hen en in het bijzonder zijn moeder. Ook zijn kleinzoon Boaz Blokhuis riep in zijn speech op hen die verloren zijn gegaan te herdenken, te eren.
Maar in uw speech zijn mensen opnieuw verloren gegaan, in deze belangrijke herdenking heeft u hen geen plek gegeven, zijn zij niets. En dat is niet rechtvaardig. Dat is pijnlijk, beschamend en wat mij betreft ronduit schandalig. Dus daarom zal ik het doen…
Lieve Settela Steinbach… Ik heb echt aan jou en je familie gedacht, deze speech waarin jij opnieuw verloren ging, liet mij niet los. Ik wilde niet wegkijken maar mijn verantwoordelijkheid nemen, en kwam zo tot deze brief. Omdat jij er was, omdat wat jou is overkomen nooit had mogen gebeuren. We hebben jou verloren, maar jouw stem had zeker op deze dag vertolkt moeten worden.
Manon van ’t Hof, Amsterdam