Lezersbrief
‘Kun je boodschappen voor me doen? Ik ben gevallen’
Publicist Lara Nuberg woont sinds kort in de Wildemanbuurt in Osdorp. Ze deed voor het eerst boodschappen voor een buurtbewoner.
‘Lara, met Jacob.” De mij onbekende stem klinkt kwetsbaar. “Mijn buurvrouw zag jullie briefje hangen. Kun je misschien wat boodschappen voor me doen? Ik ben 87 en ben vanmiddag gevallen.”
Ik zet mijn aardigste stem op en zeg dat dat kan. Een hulpvraag als deze is precies de reden waarom mijn buren en ik onze telefoonnummers op briefjes door de Wildemanbuurt hebben verspreid.
“Wat heeft u nodig, meneer?”
Hij begint een lijstje op te noemen.
“Toiletpapier, afwasmiddel, suiker, vier bussen slagroom, twee zakken spekknabbels, acht zakken Soep in Zak, Engelse drop.”
Ik noteer het allemaal en bedenk hoe vreemd het is om boodschappen te doen voor een ander. Spekknabbels – ik weet niet eens wat het zijn.
De volgende dag sta ik met een gevulde boodschappentas voor een flatgebouw. Als ik aanbel bij de intercom duurt het een paar minuten voor er iemand open doet. Vervolgens moet ik twee schuifdeuren door, een lift in, nog een keer aanbellen om de galerij op te komen, de galerij aflopen en dan weer aanbellen bij het juiste nummer.
Na een lange stilte gevolgd door wat gerommel, haalt iemand de deur van het slot. In de deuropening verschijnt een kromgebogen man met een wit baardje en een rollator.
“Kom binnen,” zegt hij.
Ik antwoord hem dat dat eigenlijk niet kan, maar begrijp ook dat hij de zware boodschappentas zelf niet meer kan tillen. Voordat ik achter hem aan loop, dirigeer ik hem de gang door, zodat we de anderhalve meter afstand kunnen bewaren.
Binnen is het bloedheet. De verwarming staat te loeien alsof het hartje winter is. Alle lamellen zijn gesloten. Verder ruikt het er aangenaam, de zithoek ziet er netjes uit. Met één blik door de donkere woonkamer probeer ik te achterhalen waarom er niemand anders boodschappen voor deze man doet. Nergens zie ik foto’s of iets anders dat wijst op familieleden of op vrienden.
“Mijn buren hebben ook voor u gekookt,” zeg ik. Ik haal twee plastic bakjes tussen de boodschappen vandaan. “Soep, een portie aardappels, rode bietjes en speklapjes.”
De man kijkt me verbaasd aan, zegt een paar seconden niks en begint dan plotseling te snikken. “Ik kan niet geloven,” snottert hij, “dat er nog zulke aardige mensen bestaan.”