Roos Schlikker. Beeld Marjolein van Damme
Roos Schlikker.Beeld Marjolein van Damme

Je bent zo gelukkig als je ziekste beest

PlusRoos Schlikker

Roos Schlikker

Ik lig onder de bank, het lijf stijf omdat ik al uren amper beweeg. Mijn hand rust op zijn flank. Normaliter draait hij zich dan op zijn rug, trappelend geeft hij zich over aan de wereld, een tevreden bromgeluid klinkt als ik over zijn buikie kriebel.

Nu blijft hij opgekruld. Mijn neus raakt de zijne. Ik wil hem adem geven. Maar hij legt een poot over zijn snuit, wegkruipend alsof hij troost zoekt in zijn eigen omhelzing. “Sorry, maatje,” fluister ik.

Het is begonnen met de dunne. Daarna stopte hij met eten. Uiteindelijk poept Frenkie de Hond nu liters bloed.

Het zorgt voor ongemak op straat. Mijn dier met zijn witte wollen wuppenreet oogt na elke schijtsessie alsof ie te ­grazen is genomen door Freddy Krueger. “Sorry, maatje,” mompel ik in herhaling.

Gesprekken tussen mijn man en mij beperken zich tot zorgelijk vraag-antwoord. Gepoept? Bloed? Gegeten? Weer niet?

Mijn man wilde geen hond. Absoluut pertinent beslist niet. Twee kinderen en vier katten waren genoeg. Niet nog een wezen waarover hij zich te erg zou bekommeren. Veto.

Maar sommige veto’s zijn elastisch. En ik ben een drammer.

Sinds drie jaar hebben we dus een hond. En nu snap ik zijn bezwaar.

Ik ken iemand die geen kinderen wenste omdat er iets met de koters kon gebeuren. Pesterijen, liefdesverdriet, een beentje breken. Ze zou het niet verdragen.

Het is vaak niet de angst voor haat maar voor liefde die ons tegenhoudt.

Begrijpelijk. Negenennegentig procent van mijn zorgen gaan over mijn levende have. ‘Je bent zo gelukkig als je ongelukkigste kind,’ zeggen ze. En als je ziekste beest.

Dus daar zit de man die geen hond ­wilde. Gehurkt. Met een kabouterlepeltje. In de Haarlemmerstraat. Poerend in blubberige bloedpoep zodat die kan worden onderzocht.

De dierendokter blijkt erg knap. Toegegeven, het is niet ter zake doende, maar een mens moet lichtpuntjes zien. Dan zegt McDreamy ook nog eens de twee bekende woorden als hij een thermometer inbrengt. “Sorry, maatje.” De hond laat zijn kopje zakken. En ik snif.

Sorry maatje, dat we je niet kunnen ­uitleggen wat er gebeurt. Sorry dat je niet kunt spelen met lievelingsknuffel Nijnie. Sorry dat je naar ziekenhuis ruikt. Sorry dat er vacht van je poot wordt geschoren om er een infuusje in aan te brengen. Bestaat er überhaupt een zieliger woord dan hondeninfuusje?

Het lab spuugt een nieuw woord uit: Parvovirus. Potentieel dodelijk. Witte bloedlichaampjes verlagend. Darmwand aantastend.

Ik vloek. Ik relativeer. Iets met ‘Het is maar een beest.’ Onzin. Het is mijn beest. Mijn gezin. Mijn schuld dat ik zo belachelijk van ze hou dat ze nooit weg mogen. Het is een bij voorbaat verloren strijd, maar toch zeg ik: veto tegen de dood.

Dan opeens, na dagen spanning, prikken en pillen, is hij thuis. Ik kruip opnieuw onder de bank. Mijn neus raakt de zijne. Plotseling gebeurt het. Hij draait zich om. Zijn buikie ontbloot. Hij opent zich naar de wereld. Zijn tong likt het nat onder mijn oog weg. Ik glimlach. Soms helpt een veto toch. “Goeiemorgen, maatje.”

Roos Schlikker (1975) is journalist en schrijfster van boeken en toneelstukken. Elke zaterdag schrijft ze een column voor Het Parool.

Reageren? r.schlikker@parool.nl.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden