‘Ik zal je niet schrijven over de moeders die wachten op de lijkenzakken’
PlusTheodor Holman
Hij opende de brief en las: ‘Ik zal je niet schrijven over de moeders die wachten op de lijkenzakken of de doodskisten. Soms heb ik het gevoel dat als ik dat zou schrijven, ik iets van ze afpak. Verdriet heeft recht op een intieme ruimte, een schrijn die je niet moet binnendringen met woorden die uiteindelijk tekortschieten. Daarom schrijf ik ook niet over de kinderen die hun vader of moeder voor altijd moeten missen. Ze zitten hier in ons appartement. Ze voetballen of lopen met een poppenwagen over straat en nemen die mee als ze de schuilkelder ingaan.
Ik ben onmachtig de sfeer te beschrijven die daar heerst; verbondenheid door het fluitende geluid van de hel, de gezamenlijk gedragen ketting van angst waardoor er een zwijgen ontstaat dat je soms kan zien zinderen boven de hoofden met de gesloten ogen. Misschien is onder zulke omstandigheden wel taal ontstaan; uit klanken van vrees, onmacht, eenzaamheid. Alle taal is huilen, denk ik tegenwoordig.
Ik zal ook niet schrijven over de woningen die door een granaat zijn geraakt. Gewonde huizen hebben soms iets moedigs, maar eromheen liggen de versteende tranen, het geblakerde puin dat je kunt zien als grafzerken van een gestorven stad.
En weet je waar ik ook niet over zal schrijven? Over vroeger. Over herinneringen die vers horen te zijn, maar waaruit al een bedorven lucht opstijgt. Het verleden van twee jaar geleden is een vloek. Al het verleden is geluk dat nooit meer terugkomt en daarom zal ik er geen woord aan wijden. Jawel, we drinken nog koffie, we komen nog in het café, maar de wodka is een ander medicijn geworden. Soms zit er moedeloosheid in het glas, en soms heldhaftigheid. Vroeger dronk je je moed in om een vrouw te verleiden, nu om oorlog te voeren.
Dat verleden… Weet jij of dat ooit heeft bestaan? Ik heb maar een jaar verleden. Mijn verleden begint vanaf het moment dat de oorlog begon.
Ken je Daniel nog, onze hond?
Hij loopt kwispelend door heden en verleden. Hij pist en kakt tegen en op de puinhopen en troost ons door duidelijk te genieten van het gekrabbel op zijn buik. Voor hem is alles vanzelfsprekend. Leven en dood raken hem niet. Tussen het vuilnis vindt hij altijd wel iets te eten, en dan is hij gelukkig. Laatst rende hij geil en blij weg omdat hij een loopse teef zag. Dat ontroerde me.’
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.