Ik snap niet wat daar op tegen kan zijn, tientallen snoepwinkels in dezelfde straat
PlusNico Dijkshoorn
Het is ook nooit goed. Heb je in Amsterdam de waterfiets, moeten ze in een strak billenbroekje op een surfplank langs de geparkeerde auto’s suppen. Zijn er allemaal leuke T-shirts te koop met spitsvondige teksten over de trots van Amsterdam, wiet en coke, worden die winkels gesloten omdat je naast de souvenirs ook een tosti Hawaï kunt eten.
Daarom heb ik besloten om keihard te gaan vechten voor de orgastische snoepwinkel. Nutella-shops, ik heb ze getolereerd. Zeepbrokken-shops, ik heb verbijsterd aan een stuk rotsblokzeep staan voelen dat volgens het kaartje rook naar Zoete Drop-Angora Kat. Ik heb op een visstoeltje voor talloze nieuwe kaaswinkels gezeten en me gek gelachen om Koreanen die zich een kilo brandnetelkaas lieten verkopen. Maar nu is het genoeg. Ik ga me leeg vechten voor de snoepwinkel.
Ik snap niet wat daar op tegen kan zijn, tientallen snoepwinkels in dezelfde straat. Ga maar eens ’s avonds in de Leidsestraat staan en je denkt dat je op de Wallen naast het grootse hoerenraam van Europa staat. Schitterend, die roze gloed. Al die open puien vol met roodroze zoetigheid. Zou Jeff Koons het hebben bedacht, tussen het fotograferen van zijn anus door, dan klapten we onze handen stuk, maar nu, omdat het maar snoep is moet alles dood en kapot.
Het is inmiddels een liefhebberij van mij geworden om een bonte snoepwinkel in te lopen, midden tussen 45 verschillende bakken te gaan staan en dan net te doen alsof ik het concept niet begrijp. Ik heb dat geleerd van mijn vriend Jos.
Ooit, in de vorige eeuw, liep ik samen met hem een McDonald’s binnen. Toen Jos aan de beurt was vroeg hij ‘wat ze ons konden aanraden’. De McDonald’s-verkoper verstarde. “Hoe bedoelt u?” vroeg hij. “Zoals ik het zeg,” zei Jos, “wat kunt u mij aanraden?”
“De Quarter Pounder. Die wordt veel verkocht,” zei de verkoper. “Ah, en wat is dat? Een hamburger! En wat zit daar op? Augurkjes! Nou doe dan maar. Mij benieuwen. Een hamburger! Wat leuk.”
Dit wil ik nu ook gaan doen in een van de 169 snoepwinkels in Amsterdam. Naar binnen lopen en zeggen: “Kunt u mij iets meer vertellen over het assortiment,” en daarna ademloos luisteren naar een surrealistische opsomming van onvoorstelbare snoepnamen.
“De Winkie Tollewonkie is erg populair, dat is die groene daar met de Crazy Dust-topping. Dan natuurlijk de Jackeriebekkerie, met dat apenhoofd, en verder nog de Tastie Beestie, de Golden Shower, de Schamibijf Sweet, de Gele Kalkkeutels en onze besteller Sweet Nothing. Pondje van elk?
Nico Dijkshoorn schrijft wekelijks een column voor Het Parool.
Reageren? n.dijkshoorn@parool.nl.
Luister ook naar onze podcast Amsterdam wereldstad: waarom de Amsterdammer zijn eigen winkelstraat vermijdt.