Ik lees in de ogen van de Fransen een onbestemde woede
PlusTheodor Holman
Ik ben met mijn dochter in Parijs. Op enkele honderden meters van de plek waar een aanslag werd gepleegd. Een computerspecialist bij de inlichtingendienst van de politie in Parijs stak er enkele collega’s neer. Vier doden en een zwaargewonde binnen zeven minuten. Daarna liet hij zich doodschieten.
In de buurt van het politiebureau waar zich de liquidaties voltrokken, raak ik nerveus. Een pijnlijke ontmoeting met vervelende herinneringen wil ik uit de weg gaan. Ik weet wel wat ik wil vermijden, maar een schaduw die me op de schouder blijft tikken, loopt continu met me mee.
We zijn in de lichtstad om een tentoonstelling van de lichtvoetige Edgar Degas te bezoeken en om de vader-dochterrelatie van wat nieuwe kleren te voorzien.
Misschien omdat de moorden zich om de hoek afspeelden, blijft een en ander meer dan anders in mijn hoofd knagen. De agent was snel geradicaliseerd en, zoals dat vaak gaat, vond vervolgens dat hij iets moest ondernemen.
Waarom geen heftige bekeringsdrift, maar moord? Het is een vraag die je je toch elke keer stelt als zich een aanslag heeft voorgedaan. Is Allah blij met die paar moorden? Brengt het de islamitische heilstaat dichterbij? Zijn er werkelijk fanatiekelingen die deze daad heldhaftig vinden? Langs welke meetlat wordt die dan gelegd?
Op z’n minst is een held iemand die met de moed der wanhoop een rigoureuze beslissing neemt, of zichzelf offert in de hoop dat hij of zijn groep het vervolgens beter zal krijgen. Maar dat is bij zulke aanslagen nooit het geval. Integendeel. Een offer wordt soms verlicht door een gloed van heiligheid, maar dat lukt nooit bij een aanslag op onschuld.
Soms denk ik dat men expres moordt opdat men zeggen kan: we gingen over tot liquidatie omdat we wisten en voelden dat we op een gevaarlijke manier werden gehaat. Haat is een dodelijk virus van het gevoel; het effectiefste tegengif is het organiseren van je eigen ondergang. Het schijnheilige offer. Kun je dat serum niet verkrijgen, dan blijf je een gevaar.
“Ik ga toch even kijken,” zeg ik.
“Waarom? Er is niets te zien.”
Ik ga met mijn rug naar de plaats delict staan en lees in de ogen van de Fransen een onbestemde woede. Ik ken die woede. Het is een woede die aan je gaat vreten.
“Kom nou maar… We moeten verder.”
Ja, de meisjes van Degas wachten.
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl