Ik ben tegenwoordig een hoekig oud takkewijf
PlusRoos Schlikker
Ik denk dat ik een ooglidcorrectie moet. Nou ja, moeten is onzin, als ik als sharpeihond door het leven wil mag ik dat zelf weten uiteraard, maar het stoort me toch dat ik ’s morgens niet alleen gezellig mijn hoofdkussen op mijn wangen heb staan maar er zich ook een meanderend rivierlandschap aan kreuken en hoeken boven mijn ogen uitstrekt dat zich met moeite laat wegschudden. Of wegaaien. Wegslaan desnoods.
Mettertijd word ik sowieso steeds hoekiger, vooral qua karakter. Heel lang was ik als Barbapapa. Een felgekleurd vloeibaar wezen dat zich flegmatiek in talloze vormen transformeerde, afhankelijk van wat mijn gesprekspartners op prijs stelden. Maar tegenwoordig ben ik steeds vaker onverzettelijk vierkant.
Dat merkte de arme jongen die mij deze week belde namens een tv-redactie. Ik was gevraagd die avond dingen van dingen te vinden. Dat kun je onzinnig achten, maar hoewel ik een hekel heb aan het woord opiniemaker (opinies heb je, die maak je niet, het zijn geen appeltaarten), ga ik een journalistiek gesprek niet uit de weg. Deze avond was een aardige tijd geleden al afgesproken, op de dag zelf las ik me keurig in over de potentiële gespreksonderwerpen, kortom: ik was er klaar voor. Toen belde de redacteur. Monter zei hij: “Sorry. Gaat niet door. Mijn eindredacteur heeft gekeken naar de mix van vanavond en tja, jij past niet.” En in plaats van mijn standaard ‘Johkangebeuren’-gemompel, hoorde ik mezelf opeens toeteren: “Jij past niet? Wat is dat voor iets achterlijks?”
Zo’n tekst is zeldzaam in tv-land, waar sommigen denken dat je je stof happend achteruit kruipend door studio’s dient te bewegen in totale admiratie en diepe nederigheid omdat jou de kans ten deel is gevallen met je snuit op zender te komen. Die mores heb ik nooit helemaal begrepen. Ik begon mijn buisdagen bij De wereld draait door (u weet wel). Toen een hooggeplaatste mij na enkele uitzendingen minzaam zei: “Jij bent zeker heel blij dat jij nu hier mag komen,” flapte ik – allang werkzaam als schrijver – eruit: “Nou, ik heb al een baantje, hè. Dit is meer een bijklus.” De medewerkster hapte in het luchtledige alsof ze mijn kop eraf wilde bijten om die op een hoge vork te spiesen en me zo over de redactievloer richting uitgang te dragen. De cold shoulder voelde als een warmtebron in vergelijking met wat ze me gaf. Een enorme ijsvlakte. Permafrost, dat werk.
Wekenlang heb ik me in allerlei bochten gewrongen om het goed te maken, kreetjes kirrend en mijn dankbaarheid betuigend voor hun gastvrijheid. Maar toen was ik nog Barbapapa. Tegenwoordig ben ik een hoekig oud takkewijf. Dus blaas ik tegen de arme redactiejongen: “Darling, een bróék past niet. Jullie hebben me geboekt, dus ik stuur gewoon een factuur. Daag.”
Even later lag ik spinnend in pyjama de uitzending te bekijken. Er zaten drie ballonbuikige oude mannen te oreren. Inderdaad, in die mix paste ik niet. Ik vouwde vrolijk twee ballonteckeltjes van mijn oogleden. Ik laat ze nog even lekker zitten. Voorlopig ben ik hoekig genoeg.
Roos Schlikker (1975) is journalist en schrijfster van boeken en toneelstukken. Elke zaterdag schrijft ze een column voor Het Parool.
Reageren? r.schlikker@parool.nl.