Hoop neemt je in de maling. Hoop is een maaltijd van lucht
PlusTheodor Holman
De twee soldaten – Dmytro en Roman, in de strijd vrienden geworden – mochten weer achter de linies uitrusten. Hun handen trilden nog na van het schieten met een mitrailleur.
“Ik had daarnet het gevoel dat ik rondliep in een crematorium,” zei Roman, “we liepen letterlijk over de doden.”
“Ik had meer het idee dat we rondliepen in een trauma. Dit landschap verbeeldt de hersens van een geesteszieke. Alles is kapot, verwrongen, geamputeerd,” zei Dmytro.
De jongens staarden naar de grond die geblakerd leek.
“De commandant zei dat we hoop moesten houden. Heb jij nog hoop?”
“Hoop neemt je in de maling. Hoop is een maaltijd van lucht.”
Ze gingen op hun mat liggen.
Roman overdacht de laatste uren. Wat wilde de jongen zeggen die hij doodschoot? Zijn hele gezicht leek iets te schreeuwen, hoewel hij geen geluid maakte. Gek is dat, sommigen stierven lachend, leek het wel.
Opeens draaide Dmytro zich op zijn zij. Hij keek naar zijn vriend en zei: “Als iemand me zou vragen of ik hier nu gelukkig ben, zou ik ‘ja’ antwoorden. Maar ik weet ook dat het niet netjes is. Wie doodt, mag niet gelukkig zijn. Toch?”
“Ach, dan noem je jouw geluk ongeluk. Wat kan het anderen schelen of we gelukkig zijn of niet? Wat kan het onszelf schelen? Wat we voelen, kunnen we aan niemand ooit uitleggen. Misschien aan elkaar. Maar dat is nog maar de vraag.”
“Ik weet niet of ik je begrijp,” zei Roman, “maar soms, als ik de doden in de ogen kijk, zie ik steeds vaker rust, geluk, sommigen leken zelfs te lachen. Dat zal angst zijn geweest. Maar toch...”
“Elke dode verwijt je iets,” zei Dmytro.
“Ons verwijt aan hen is dat ze ons wilden doden.”
De jongens gingen op hun rug liggen.
Weer draaide Dmytro zich op zijn zij en vroeg aan zijn vriend: “Hou jij nog van jouw Mariska?”
“Ja natuurlijk. Hoezo?”
“Ik weet niet meer of ik... Hoe zal ik het zeggen... Ik weet niet of ik nog van Sonja kan houden. Of ik nog van haar mág houden. Begrijp je me?”
“Nee. Leg uit.”
“Sonja werd verliefd op mij, ik was een leuke jongen. Die leukerd ben ik niet meer. Ik ben een half dode jongen, zelfs als ik blijf leven. Wat leuk aan me was, is weggerot.”
“Stel je niet aan! Iedereen rot op een bepaald moment weg. Iedereen...”
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.