Hij was de koning van Amsterdam
PlusJames Worthy
Ik kwam hem tegen op de dag dat ik met mijn tweede studie stopte. Niemand wist nog dat ik de handdoek in de ring had gegooid. Wederom had ik iedereen teleurgesteld. In mijn badkamerkast lagen in die tijd geen handdoeken meer.
Met mijn staart onder mijn armen en mijn ziel tussen mijn benen liep ik een kroeg op de Vijzelgracht binnen. Het rook er naar tosti’s en verdriet. Hij stond aan de bar. Een oude man met dun grijs haar. Veel mannen worden kaal, maar sommige mannen verliezen alleen maar hun haar.
Ik ging naast hem staan en nog voor hij me had gezien, begon hij aan een verhaal. Iets over Parijs en dat hij met een accordeon langs de cafeetjes ging. En dat hij met krijt tekeningen op de stoep maakte. Al het geld dat hij overdag verdiende, ging op in de nacht. Het moest op, want dan kon hij de volgende dag weer de straat op. Als hij nog geld overhad, was de honger om te scheppen weg.
Ik vertelde hem dat ik met mijn studie was gestopt.
Hij reageerde niet op mijn verhaal. Ik begreep hem. Ik wist wie hij was. In mijn jeugd had ik hem een keer bij Sesamstraat gezien. Hij zong een liedje over kopje-onder gaan in bad, hoge glijbanen en spoken. Hij liet Tommie en Ieniemienie dansen.
Ik kocht een glas rode wijn voor hem. Ik wilde dat hij door bleef praten. Hij had het over zijn woonboot die gezonken was en dat hij in de buurt van Artis ging wonen, maar spijt had van deze beslissing. In de slaapkamer van zijn nieuwe verblijf kon hij de dieren namelijk niet horen.
Toen zijn glas leeg was, wilde hij zijn jas van de barkruk pakken en weglopen. Hij bleef kort stilstaan toen hij doorhad dat hij zijn jas nooit had uitgetrokken. De oude man verliet de kroeg. Heel gelukkig treurig.
Vanachter het raam van de kroeg volgde ik zijnonvaste stappen. Als een kwakkelende koorddanser danste hij koortsig over zijn straten. Af en toe viel hij bijna, maar hij viel niet. En als hij wel was gevallen, had de stad hem opgevangen en naar huis gedragen. En terwijl de oude man sliep, had de stad de dierentuin een klein stukje in de richting van zijn slaapkamer geduwd, zodat hij bij het ontwaken het gebrul van zeeleeuwen had kunnen horen. Want de stad hield van hem. Hij zag Amsterdam voor wie ze was. Hij keek dwars door haar bakstenen en haar metrotunnels heen. Hij zag een stad vol hoop en avontuur. Een stad vol wanhoop en eenzaamheid. Een stad vol hunkeraars en snakkers.
Viespeuken en hartenbrekers. Gootdromers en grootdromers. Een stad zo mooi dat de regenbogen alleen maar kunnen blozen als ze boven haar hangen.
“Dat was de koning van Amsterdam,” zei de barman, maar ik wist dondersgoed wie de oude man was. Mijn moeder had zijn platen. “Als je niet bij me bent. En ik me instel. Om te gaan slapen. In mijn eigen bed. Ver van je. Dan stel ik het uit, liefste. Ik kijk naar de morgen. En toch, moet ik werken straks.”
Als Ramses Shaffy zingt hoor je hoe onverzettelijk breekbaarheid kan zijn. En hoe breekbaar onverzettelijkheid.
Vorige week liep ik met mijn zoon door Artis. Hij bleef staan bij de kooi van een somber kijkende katachtige. Mijn zoon begreep niet waarom het beestje zo verdrietig keek, maar ik wist het.
In zijn nieuwe verblijf kon hij Ramses niet horen.
De in Amsterdam geboren en getogen schrijver James Worthy (1980) probeert in zijn columns iets van het leven te begrijpen. Lees al zijn columns hier terug.
Reageren? james@parool.nl.