Het wonder van schaatsen
PlusTheodor Holman
1.
Ze schaatst – ach… loopt – achter een grote stoel.
De koude wind voedt haar met tegenzin.
“Mam, wanneer schaats ik nu?” zeurt mijn heldin.
“Wanneer je niet meer loopt,” zegt moeder koel.
En langs de kant sta ik, en moedig aan.
“Kom op! Je kunt het best! Het is niet koud!”
“Verdomme,” denk ik, “waarom ben ik oud?”
Ik durf niet meer op schaatsen te staan.
Wat hier begint, is mijn verleden tijd.
Toen ik geen botten had, maar jonge twijgen.
Ik hoor mijn vader nog achter me zwijgen.
Zo kweekte hij bij mij mentaliteit.
Ach, zal ik toch nog even op het ijs?
Ik wil zo graag met haar, maar is dat wijs?
2.
Dan gaat ze los en schaatst een heel klein beetje.
Maar valt. En huilt. Ze wil niet meer. Maar moet.
Dan trekt haar moeder haar die haar behoedt
voor weer een val. Toch slaakt zij steeds een kreetje.
“Ik wil niet! Nee, mama! Nu niet te hard!”
Een brug, een bocht, dan raken ze uit zicht.
Ik staar over het ijs. Zie winterlicht.
En vrees de winter met het eeuwig zwart.
Maar dan komt zij. Alleen. Zo uit het niets
Ze ziet me niet, want ze ervaart het wonder
Van schaatsen op het gladde ijs en zonder
dat haar moeder helpt. Ze ontdekt nu iets.
Ook ik ontdek iets wat ik voor me houd.
En word nu warmer, ook al is het koud.
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.