Opinie

‘Het onderwijs maakt lang niet van elk dubbeltje een kwartje’

Het geloof in gelijke kansen schetst een verkeerd beeld van hoe het schoolstelsel werkt, schrijven Michael Merry en Geertje Hulzebos. ‘Onderwijs is niet de grote gelijkmaker die het zegt te zijn.’

Michael Merry en Geertje Hulzebos
null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

Het begin van 2021 is begonnen en de mantra dat het onderwijs ‘gelijke kansen’ moet bevorderen lijkt sterker dan ooit. Zo pleit de Amsterdamse PvdA-Onderwijswethouder Marjolein Moorman voor een nationaal actieplan gelijke kansen met het onderwijs als ‘grote gelijkmaker’ en zet het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich in voor een ‘gezamenlijke aanpak om gelijke kansen te bevorderen’.

Desondanks laat de televisieserie Klassen zien hoe effectief het Nederlandse onderwijssysteem is in het faciliteren van ongelijkheid naar sociaaleconomische achtergrond – een achtergrond in de Randstad die maar al te vaak correspondeert met de huidskleur van kinderen. Het wekt dan ook geen verbazing dat uit een recent rapport van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat kinderen uit de lager opgeleide klasse de achterstand waarmee zij starten verderop in de schoolcarrière niet inhalen. Het niet langer meenemen van de factor ‘thuissituatie’ is één van de maatregelen die in Amsterdam genomen worden om verdere onderadvisering tegen te gaan.

Uitsluiting

Wij vinden de gelijkekansenvisie op zijn zachtst gezegd problematisch. Enerzijds omdat zij te veel uitgaat van een meritocratisch wereldbeeld en anderzijds omdat zij te weinig rekening houdt met structurele mechanismen binnen het onderwijsstelsel die onvermijdelijk leiden tot systematische vormen van uitsluiting.

Het belang dat wordt gehecht aan gelijke kansen, vindt zijn oorsprong in het meritocratische ideaal: verdiensten bepalen de maatschappelijke positie en niet iemands achtergrond. Iedereen die voor een dubbeltje geboren is, kan een kwartje worden via de juiste inzet en motivatie. Dit klinkt nobel, maar schijn bedriegt. De econoom Thomas Piketty spreekt over ‘meritocratische hypocrisie’ waarin de winnaars van het systeem worden verheerlijkt terwijl de verliezers de schuld krijgen van hun falen door hun gebrek aan arbeidsethos, wilskracht of talent.

Het is volgens de socioloog Pierre Bourdieu een manier van de hogere klasse om haar privileges te behouden en uit te breiden zonder maatschappelijke onrust te veroorzaken. In plaats van dat het onderwijs kansen gelijk trekt, heeft het volgens de filosoof Ivan Illich juist de distributie ervan gemonopoliseerd.

Deze meritocratische hypocrisie wordt onder meer gestaafd door de Onderwijsinspectie in 2016, die stelt dat even slimme leerlingen op een heel verschillend niveau eindigen. Bij gelijke prestaties heeft uiteindelijk 55 procent van de kinderen met hoogopgeleide ouders een hbo- of wo-diploma op zak, tegenover 26 procent van de kinderen met laagopgeleide ouders.

Historisch gegroeide achterstelling

Een betere verklaring voor het feit dat kinderen met gelijk talent op totaal ongelijke niveaus eindigen, komt vooral door hun historische gegroeide achterstelling en niet zozeer hun gebrek aan verdiensten. Zo laat onderzoek van Agirdag en Korkmazer zien dat de etnische ongelijkheid groter is in hoger opgeleide gezinnen dan in lager opgeleide gezinnen.

Het meerjarige, internationale Pisa-onderzoek van afgelopen november toont aan dat klasse en kleur grotendeels bepalend zijn voor het schoolsucces van kinderen en dus niet hun inzet of talent. Kinderen uit kansarme milieus worden verder door het systeem benadeeld door de lage verwachtingen en de betekenis­loze sisyfusopdrachten die zij dag in dag uit moeten maken, zoals de serie Klassen pijnlijk blootlegt.

Ondanks de gewichtenregeling om te compenseren voor lagere opleiding van ouders, de miljarden die geïnvesteerd zijn in voor- en vroegschoolse educatie en de talloze maar mislukte pogingen om een vroege en bepalende selectie uit te stellen, opent het hoofdstuk Gelijke Kansen? van de Staat van het Onderwijs in 2017 met het kopje ‘Stijgende ongelijkheid’.

Voor een echt emancipatoir onderwijssysteem is het nodig dat er veel meer oog is voor factoren als macht, privilege en structurele uitsluiting, waardoor kinderen die voor een dubbeltje geboren worden, nog steeds zelden een kwartje kunnen worden.

Het onderwijsstelsel is in de praktijk, ondanks het geloof in het bevorderen van ‘gelijke kansen’, niet de ‘grote gelijkmaker’ die het pretendeert te zijn, maar veeleer een instantie die ongelijkheid bestendigt, formaliseert en certificeert.

null Beeld -
Beeld -

Geertje Hulzebos

Onderwijswetenschapper en University Research ­Fellow bij het Diversity ­Office van de Vrije Universiteit.

null Beeld -
Beeld -

Michael Merry

Hoogleraar opvoedkunde en onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden