Opinie
‘Gun alle aanstaande studenten een tussenjaar’
Het Nederlandse onderwijssysteem deelt leerlingen al op jonge leeftijd in op niveau. Volgens Pascal Cuijpers verdient de aanpak van het Amsterdamse ROC Top navolging.
Het Nederlandse onderwijssysteem wordt onder meer gekenmerkt door de vroege voorselectie van leerlingen op middelbare scholen. Waar dat in veel landen pas gebeurt op de leeftijd van 14 tot 16 jaar, moeten Nederlandse kinderen op 11- of 12-jarige leeftijd al een keuze maken voor een bepaald niveau binnen het voortgezet onderwijs. In de Volkskrant werd dit onlangs treffend omschreven als het ‘sjoelbakmodel’: je komt op jonge leeftijd in een bepaald vakje terecht en vervolgens is het lastig om in een ander vakje te komen.
Een nadeel van deze vroege selectie is bijvoorbeeld dat het de verschillen in leerprestaties tussen de leerlingen vergroot. De afstroom van leerlingen naar een lager niveau is bovendien relatief hoog, evenals het aantal doubleurs. In landen waar men later selecteert, zijn de verschillen in prestaties tussen leerlingen kleiner en is de doorstroom beter. Ze krijgen daar langer de tijd om cognitieve vaardigheden aan te leren, zichzelf op sociaal-emotioneel vlak te ontwikkelen en bepaalde niveau- en studiekeuzes uit te stellen.
Na de middelbare school volgt opnieuw een selectie, en moeten leerlingen op jonge leeftijd een belangrijke keuze maken voor de rest van hun leven. Zo zijn de meeste vmbo-leerlingen pas 16 jaar als ze hun diploma behalen. Vervolgens wordt van ze verwacht dat ze weten waar hun toekomst zal liggen en welke vervolgopleiding het beste bij ze past.
Horizon verbreden
Bij het kiezen van zo’n vervolgopleiding zijn er uiteraard nog veel meer mogelijkheden dan wanneer een leerling van het basisonderwijs naar de middelbare school gaat. Een haast onmogelijke opgave, met vaak uitval tot gevolg.
In Amsterdam is nu op het ROC Top een pilot gestart voor leerlingen die reeds een vmbo-diploma op zak hebben, maar nog geen idee hebben wat voor studie ze willen gaan volgen.
In een tussenjaar, ook wel een Mind The Gap-jaar genoemd, mogen ze daar hun horizon verbreden en vakken volgen die ze nog niet eerder hebben gehad, zoals Spaans of filosofie. Ook bezoeken ze bedrijven, om mee te kijken hoe het eraan toegaat op de werkvloer. Zo’n tussenjaar voor vmbo’ers is een prachtig initiatief.
De leerlingen zijn na een jaar breder georiënteerd, hebben op diverse manieren ervaring kunnen opdoen én zijn zelfverzekerder geworden. Het is nog even afwachten hoe dit schooljaar zal verlopen, maar het valt te hopen dat deze pilot navolging zal krijgen op meerdere scholen in het land.
In Nederland is het nemen van een tussenjaar, op welke manier dan ook, (nog) niet gebruikelijk. Het komt weleens voor dat leerlingen na het behalen van hun havo- of vwo-diploma een jaar vrij nemen om een reis te maken, vrijwilligerswerk te doen, zich in alle rust te oriënteren op de mogelijke vervolgstudies of een jaar gaan werken om zo’n vervolgstudie überhaupt te kunnen betalen.
Zelfstandigheid kweken
In Engeland is het gap year een traditie onder aanstaande studenten: een gebruik dat stamt uit de 17de eeuw, toen jonge, rijke mannen langs culturele bezienswaardigheden trokken, meestal onder begeleiding van een privéleraar. Het wordt terecht gezien als een vorm van zelfontplooiing, het kweken van zelfstandigheid, volwassen worden.
Tijdens zo’n gap year kunnen aanstaande studenten daarnaast even op adem komen. Ze hebben namelijk al twee opleidingen met goed gevolg afgerond in hun jonge leven: het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs.
Om overtollige prestatiedruk en stress te voorkomen en ervoor te zorgen dat ze uitgerust en gemotiveerd zijn voor het volgen van een passende nieuwe studie, kan het dus geen kwaad om eens in een functioneel tussenjaar te belanden. Het sjoelbakmodel kan altijd nog.
Pascal Cuijpers is kunstdocent in het voortgezet onderwijs, faalangstreductietrainer en publicist.