PlusTheodor Holman
‘Drinken verzacht het leven,’ zei de alcoholist
Onze vriend J. is alcoholist, en ik weet niet hoe ik daarmee om moet gaan. Het advies dat ik eens kreeg was: “Je moet tegen hem zeggen dat hij hulp moet zoeken.”
Om de een of andere reden lukt dat me niet. Hij drinkt veel, maar is verder aangenaam gezelschap. Wie aardig is, wordt veel vergeven,
“Hoe gaat het eigenlijk met je?” vraag ik.
“Uitstekend hoor, dank je wel.”
Wat moet ik dan nog?
“Met de drank enzo ook alles goed?”
“Ja hoor, alles onder controle.”
Heb ik dan eigenlijk niet aan mijn sociale plicht voldaan? Het is moeilijk om vragen te verzinnen die zouden suggereren dat ik problemen heb met zijn drankgebruik. Daarbij is hij een passant die af en toe bij me aanmeert. Hoeveel verantwoordelijkheid heb je dan?
Is J. ongelukkig? Wanneer ben je dat? Hij heeft een enigszins gestoofd en bestoppeld hoofd en zijn nagels zijn vuil, maar dat zijn tekenen van onverzorgdheid. Om geld en woonruimte hoeft hij zich geen zorgen te maken. Je zou zelfs kunnen stellen dat zijn goedgevulde bankrekening de reden is van zijn alcoholisme.
We hebben daar weleens over gesproken. Een jaar geleden of zo, toen hij in het ziekenhuis was terechtgekomen omdat hij ergens was gevallen.
“Wil je niet van de drank af?”
“Drinken is een manier van leven,” zei hij. En hij legde uit: “Het is iets waardoor ik een leuk leven heb. Drinken is fijn. Het verzacht.”
“Wat verzacht het?”
“Alles. De behoefte – de craving – is jeuk en met drank kun je krabben. Ik ben een wandelende allergische reactie.”
We lachten.
“Je gaat geestelijke steeds meer achteruit,” zei ik.
“Nou en? Wie heeft er iets aan mijn gezonde geest?”
“Ik, bijvoorbeeld.”
“Wat wil je met mijn geest?”
Ik maakte er maar een grapje van.
En dus zitten we bij mij thuis en kijken tv, terwijl mijn whisky innige vriendschap met hem heeft gesloten. Zijn opmerkingen over wat hij ziet, zijn raak en leuk. Onze korte gesprekjes zijn spitser dan de gesprekken die ik met andere vrienden voer.
“Heerlijke whisky,” zegt hij af en toe en krabt dan wat jeuk weg.
Als de fles leeg is, laat hij een taxi komen.
“Heb je eigenlijk gegeten?” vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd.
“Hier, ik heb nasi over, neem mee, doe ik het in een bakje.”
Nee, wil hij niet. Hij zwaait weg.
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.