De jongen van acht was niet geraakt door een granaatscherf, maar was toch gewond, in z’n hersens
PlusTheodor Holman
“Hem mankeert niks,” zei de dokter.
“Maar hij zegt dus niks.”
“Hij is acht, heeft bommen gezien, dode mensen, afgerukte ledematen. En dat allemaal naast de deur.”
“Ik dacht al zoiets,” zei z’n moeder.
“Hoe reageert hij op het luchtalarm?” vroeg de dokter.
“Als een aapje. Hij klampt zich helemaal aan mij vast. Maar hij huilt niet. Hij trilt ook niet.”
De dokter knikte.
“Hij zou naar de jeugdpsychiater moeten, maar die zit in het leger. En de kliniek is gebombardeerd.”
“Er zullen toch wel meer kinderen zijn zoals hij?”
“Vast,” zei de dokter. Hij pakte zijn mobiele telefoon en belde. Hij vertelde hoe het jongetje eraan toe was en vroeg wat hij kon doen. Hij knikte een paar keer en nam afscheid.
“Ik schrijf wat oxazepam voor. Dat is tegen de angst. Die kan je hem best geven. En verder moet je proberen, als hij niet wil praten, om hem te laten tekenen, of muziek maken. Hij moet iets doen waarin hij zich kan uiten.”
De moeder glimlachte naar haar ventje dat naar niks leek te kijken.
De dokter – die eigenlijk geen tijd had – pakte van zijn bureau een stuk papier en een pen en gaf het aan de jongen. Maar die wendde met een ruk zijn hoofd af en keek naar zijn moeder.
“Waar denk je aan, Oleg?” vroeg de dokter.
De dokter wist waar hij aan dacht en zijn moeder wist het ook. Hoe kon hij ooit dichter bij zo’n jongetje komen? Niet geraakt door een granaatscherf, maar toch gewond. In z’n hersens.
“Is er iets dat hij comfortabel vindt, dat hem comfort geeft?” vroeg de dokter.
“Hij heeft van zijn grootmoeder een konijn gekregen dat ze zelf had gemaakt van een oud gordijn. Dat houdt hij vaak stevig tegen zich aan. En hij verstopt het als we weggaan. Zelfs ik weet niet waar.”
De dokter pakte zijn pen, een nieuw stuk papier en tekende in een paar lijntjes een konijn. Hij legde de pen neer en liet de tekening aan Oleg zien.
De jongen keek ernaar, pakte opeens de pen en streepte het konijn door. De dokter pakte een andere pen van zijn bureau en tekende weer een konijn op het papier. Dit keer een klein konijntje.
“Hoe heet hij?” vroeg hij aan de jongen.
Die keek er lang naar.
“Vertel eens aan mamma hoe dit konijntje heet?”
Maar de jongen zweeg.
De dokter en de moeder ook.
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.