Chirurg aan het front in een zinloze oorlog
PlusTheodor Holman
“Waarom?”
“Omdat ik chirurg ben,” zei hij tegen zijn vrouw.
“Maar ben ik dan niet belangrijk?”
Hij wilde er wel over praten, maar zij liep de deur uit. En hij naar het front.
“Waarom?” dacht hij vervolgens elke dag.
Hij was het niet gewend: een vraag te stellen waarop je geen antwoord kreeg. Of het antwoord was onbevredigend en leidde naar een nieuw waarom. Als je geen antwoord krijgt op die vraag, is er waarschijnlijk geen reden.
Of de reden is verrotte slecht, dacht hij, als hij weer een jonge soldaat niet kon redden.
Na een paar maanden mocht hij op verlof. Zijn vrouw wilde bij hem weg.
“Waarom?” vroeg hij.
Ze haalde haar schouders op. Wilde wel antwoord geven, maar het lukte niet.
“Waarom?” vroeg hij nog een keer.
“Ik weet dat het oorlog is, maar ik wil geen soldaat als man.”
Ze wilde er niet over praten en verliet hem. Dit keer voor altijd.
Waarom... waarom... waarom?
Even later ging het luchtalarm af. Hij ging niet naar de schuilkelder. Waarom zou hij?
“Waarom oorlog? Wat is de zin ervan? Is er zin?”
Hij vond de vraag ondertussen dom. Als je vraagt naar zin, dan veronderstel je dat er zin is. Maar dat is niet zo.
“Het is allemaal zinloos.”
Hij hoorde in de verte bommen vallen. Hij zou straks naar het ziekenhuis gaan, al had hij verlof. Hij zou moeten zagen, wrikken, snijden, zijn handen zouden warm worden van het bloed. De patiënten die het haalden zouden hem ook vragen: “Waarom?” En hij zou geen afdoende antwoord kunnen geven.
Het ervaren van nutteloosheid vond hij een gevaarlijke gedachte. Hij raakte er vermoeid door. Onachtzaam.De dood voortdurend zien maakte ook moe – en slapeloos. Mensen die incompleet zijn, worden dingen, verpakt in bloederige uniformen, die het nutteloze en redeloze verbeelden. Hij was chirurg geworden om mensen te redden, maar die redde hij niet; hij hield de dood een tijdje weg.
Hij had ook medelijden met de jongens van de andere kant. Het waren geen vijanden, het waren slachtoffers van een oplichtersbende die zich met babbeltrucs in hun hersens had gerommeld en hun ratio had gestolen.
“Waarom?”
Bestond er maar een scalpel om onrecht weg te snijden.
Opeens kreeg hij zin terug te keren naar de puinhopen, de koude tenten en het constante gedreun van de bommen. Als er een antwoord was, wat hij niet dacht, dan zou hij dat wel tegenkomen.
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.
Reageren? t.holman@parool.nl.