Opinie

‘Amsterdamse duurzaamheid: vage taal, lachwekkende aanbevelingen’

Amsterdamse ideeën over duurzaamheid leiden volgens Joost Swanborn tot open deuren, oncontroleerbare beweringen, vage taal en lachwekkende aanbevelingen.

Joost Swanborn
Om het nut van zonnepanelen duidelijk te maken is geen hol beleidsproza nodig. Beeld Mats van Soolingen
Om het nut van zonnepanelen duidelijk te maken is geen hol beleidsproza nodig.Beeld Mats van Soolingen

De gemeente Amsterdam legt haar ‘strategie voor een circulaire stad’ uit in een document met de naam De Stadsdonut voor Amsterdam. Tevergeefs: probeer het te lezen, en je krijgt de indruk dat de schrijvers zich tijdens hun quarantaine te buiten zijn gegaan aan geestverruimende middelen. Het resultaat: volledig van de werkelijkheid losgezongen, abstracte beleidsporno.

De gemeente zou beter moeten weten dan open deuren intrappen. Want voor zover er chocola van te maken valt, staat er niets nieuws in het stuk. En ik kan het weten: vanaf 2006 schreef ik als ghostwriter enkele edities van het Amsterdamse duurzaamheidsverslag.

Totdat de duurzaamheidsmoeheid toesloeg: het woord werd een té gemakkelijk, gratuit en modieus containerbegrip. Je kon er ook niet tegen zijn: eerlijke handel, voordelen voor ‘groene’ ondernemers, hergebruik, investeren in een fijne leefomgeving. Veel dingen die de Club van Rome al schreef in 1972, in De grenzen aan de groei. Eigenlijk gewoon: je gezonde verstand gebruiken.

Nu wordt die opgewarmde duurzaamheidsprak aan Amsterdammers gepresenteerd als het nieuwe evangelie in donutvorm. Waar komt het op neer? We moeten opereren binnen de bandbreedte van een ecologisch-sociale ondergrens (de binnenste ring van de donut) en de ‘planetaire’ bovengrens (de buitenste ring), en oppassen dat er geen mensen in het gat in het midden vallen.

Hallucinogeen

Het is niet meer dan een aardig beeld zonder theoretisch fundament, op zijn best een theorette. Die ontaardt in beschamend, hallucinogeen beleidsproza: ‘Tussen het fundament en het ecologisch plafond bevindt zich een donutvormige ruimte. Hier is het mogelijk om met behulp van wat de aarde ons biedt, te voorzien in de behoeften van alle mensen.’

De Stadsdonut, lezen we, is een ‘holistisch perspectief’, maar ook een ‘kompas om richting te geven aan de transitie naar een circulaire economie’, én een ‘hulpmiddel om bij te dragen aan cocreatieve innovatie en systeemverandering’. Wie nog niet is afgehaakt, doet dat wel bij de oncontroleerbare gemeenplaatsen van het type ‘Steden hebben een unieke kans om ons in deze eeuw te helpen floreren in een gezonde balans met de aarde’. En anders wel bij de onvermijdelijke Amsterdamse borstklopperij over de stad als ‘pionier op het gebied van de noodzakelijke systeemverandering’, die andere steden zal ‘inspireren om aan hun eigen transformatieve reis te beginnen’. Bent u daar nog?

Ook de hoogdravende, ‘groene’ beeldspraak is niet van de lucht: over Amsterdammers die ‘binnen de donut tot bloei komen’, op ‘een florerende plek’, en de stad zelf die zich moet ‘afvragen wat het betekent om te floreren binnen zijn natuurlijke leefomgeving’. Een enkele waarschuwing moet realiteitszin suggereren, maar werkt slechts op de lachspieren: ‘Wees alert op dynamische effecten, terugkoppel­lussen en kantelpunten. Pas op voor macht en probeer deze opnieuw te verdelen.’ Je waant je op de barricaden van de jaren zestig.

Angstaanjagend abstract

De Stadsdonut besluit met een reeks algemene aanbevelingen, die door hun opgeblazen vaagheid meer vragen oproepen dan beantwoorden. ‘Zie het grote geheel. Zorg ervoor dat geld het werk dient en niet stuurt. Stimuleer de menselijke natuur. Denk in systemen. Wees regeneratief. Richt je meer op bloei dan op groei.’

Dit is van een bijna angstaanjagend abstractieniveau. Hoe doe je dat? Hoe ‘omarm’ je ‘nieuwe verhalen die ten grondslag liggen aan de noodzakelijke, fundamentele veranderingen’? En hoe creëer je ‘een herhalend proces dat cycli van transformatieve beleidsmaatregelen op gang brengt’? Daarop geeft ook de ‘Amsterdamse donutcoalitie’ geen antwoord, waarvan de -volwassen leden op de foto lachend hun tijdens een lollige werkvorm geknutselde donuts in de lucht steken.

Het is dan ook zeer oude wijn in gerecyclede zakken, die hele holle beeldspraak van de ‘donuteconomie’. Gênant dat de gemeente haar inwoners daarmee lastigvalt. Zoals gezegd: het gaat om gezond verstand. Te hopen valt dus dat de gemeente dat gaat gebruiken, en stopt met deze prietpraat. Want dat veelbesproken gat in de donut symboliseert vooralsnog vooral de leegte in het hoofd – en het gat in de hand – der bestuurders.

Joost Swanborn, taalkundige en eigenaar van Taaldokter.nl, bureau voor tekst, training en advies.
 Beeld
Joost Swanborn, taalkundige en eigenaar van Taaldokter.nl, bureau voor tekst, training en advies.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden