PlusAchtergrond

Van ‘Made in Bangladesh’ naar ‘Made in Amsterdam’: de textielindustrie komt voorzichtig terug naar de stad

Komen de naaiateliers terug in Amsterdam? Modemerk New Optimist gelooft in kleding uit eigen stad om uitbuiting, verspilling en vervuiling te voorkomen. De nieuwe fabriek komt ook met statiegeld op kleding en zelfs confectie die ‘on demand’ wordt gemaakt.

Bart van Zoelen
Het naaiatelier van New Optimist. ‘Voorlopig komen we uit bij mensen die dit vak hebben geleerd in landen die nog wel een textielindustrie hebben.’ Beeld Hannah Bults
Het naaiatelier van New Optimist. ‘Voorlopig komen we uit bij mensen die dit vak hebben geleerd in landen die nog wel een textielindustrie hebben.’Beeld Hannah Bults

In een voormalige school in Oud-West ratelen tegenwoordig de naaimachines van een kledingfabriek. Het is de eigen fabriek waar het nieuwe Amsterdamse modemerk New Optimist dit jaar zo’n tienduizend kledingstukken maakt. De eerste sweaters en shirts liggen al klaar voor de verkoop in onder meer de Bijenkorf. “Dit is de allereerste collectie in decennia die volledig in Amsterdam is gemaakt,” zegt Xander Slager, een van de oprichters van de fabriek.

In het 21ste-eeuwse Amsterdam is de kledingfabriek een wonderlijk gezicht. Na het ineenstorten van de textielindustrie in de jaren zestig van de vorige eeuw is het maken van confectie verkast naar lagelonenlanden, Azië vooral. In de jaren tachtig en negentig kwamen daar wel naaiateliers voor terug – liefst zeshonderd in Amsterdam! – met goedkope, veelal illegale arbeid, maar ook die verdwenen daarna weer. En nu staan er in een bedrijfsverzamelgebouw in Oud-West opeens tien naaimachines op een rij.

Gerecycled katoen

New Optimist is begonnen met de bedoeling een lokaal antwoord te geven op uitwassen van de wereldwijde kledingindustrie zoals uitbuiting, vervuiling en verspilling. “Je kunt je niet meer in die industrie bewegen zonder meegesleurd te worden. Met een audit hier en daar valt dat niet meer bij te sturen,” zegt Slager, die net als de andere initiatiefnemers jaren heeft gewerkt in de mode-industrie. “Die is volledig gefocust op volume en lage prijzen. De productie is bewust uit beeld verdwenen. Daar is een groot scherm voor gezet van mooie beelden en advertising. Zo’n fastfashionmerk praat nooit over de fabriek in Bangladesh.”

New Optimist zet daartegenover dat bij elk kledingstuk een uitnodiging wordt gevoegd voor een workshop in de fabriek. De consument kan dus zelf komen kijken bij de, vooralsnog, vier kleermakers die naar Nederlandse maatstaven worden betaald. Die komen overigens uit Syrië, Oekraïne en Turkije, niet uit Nederland. En dat blijft ook zo, verwacht Slager. “Voorlopig komen we uit bij mensen die dit vak hebben geleerd in landen die nog wel een textielindustrie hebben.”

Ook qua duurzaamheid legt New Optimist de lat hoog: er wordt alleen gewerkt met organisch of gerecycled katoen. De snijresten worden bijna allemaal hergebruikt, wat mogelijk is doordat de oerdegelijke en toch fijnzinnig ontworpen kledingstukken hier eerst in ongekleurd katoen worden gemaakt en pas daarna worden geverfd in verschillende kleuren. “Verder gebruiken we geen grammetje polyester.” Deze uit aardolie gemaakte kunstvezel wordt veel gebruikt voor kleding en dan vaak vermengd met katoen, wat recycling onmogelijk maakt. Bij New Optimist zijn zelfs de labeltjes en de stiksels van katoen. “Dat doet niemand.”

Statiegeld

Lokaal en duurzaam heeft wel een prijs. De prijs van een T-shirt kan oplopen tot 60 euro en een sweatshirt kost al gauw 140 euro. “Zeker niet goedkoop, dat zou ook niet kunnen,” erkent Slager. “We verwachten dat er zeker in Amsterdam een groep is die het ervoor over heeft. Zij zeggen: liever een kledingstuk dat gegarandeerd goed is en langer meegaat dan fast fashion.”

Bij New Optimist komt er dan zelfs nog 3 euro statiegeld bovenop. Als het kledingstuk ooit afgedragen raakt, wil de fabriek de zuivere grondstoffen graag terug. Het tegoed wordt al die tijd bewaard door een aparte stichting die ook beschikbaar wordt gesteld aan andere kledingmerken die met statiegeld willen gaan werken. “Het statiegeld is voor ons ook een manier om met de consument in gesprek te komen over duurzaamheid en hoe we daarover hebben nagedacht, zegt Slager. “De symboliek klopt gewoon: de grondstoffen heb je in bruikleen.”

Met statiegeld begint New Optimist pas in het najaar. Het merk heeft met de Bijenkorf afgesproken dat de kleding vanaf later deze maand ten minste zes weken in de schappen ligt, maar dan speelt dit dus nog geen rol.

Het is snel gegaan, overigens. Oorspronkelijk was het plan om een eigen winkel te beginnen bij de fabriek, tot het besef kwam dat de verkoop een vak apart is. New Optimist legt zich helemaal toe op de productie en de kleding wordt verkocht door bestaande modewinkels, vijftien om te beginnen. Daarmee is het vooralsnog kleinschalig, maar ook een recept dat eenvoudig kan worden herhaald. Althans, dat hoopt Slager, die al met het plan speelt om in Berlijn zo’n kledingfabriek op te zetten.

Een lokale kledingfabriek vlak bij de consument heeft ook voordelen. Behalve dat het risico op uitbuiting, vervuiling en verspilling tot een minimum wordt teruggebracht, is het productieproces flexibeler en sneller. De grote ketens plannen het ontwerp en de productie vaak meer dan een jaar vooruit omdat ze de kleding aan de andere kant van de wereld laten maken. “Dat nemen ze allemaal voor lief, maar vanuit de stad kunnen we sneller reageren op de vraag.”

Instagram

De volgende stap is dat New Optimist komt met kleding ‘on demand’, dus besteld naar behoefte, zonder verspilling. Dat is voor later dit jaar, haast Slager zich te zeggen, maar hij ziet al voor zich dat jonge ontwerpers via Instagram hun eigen creaties verkopen en dan via de lokale kledingfabriek confectie laten maken.

“Dan is het niet alleen lokaal en circulair, maar heb je ook de voordelen van snelheid en flexibiliteit. En je kunt zelf binnenlopen bij de ontwerper en het atelier waar de kleding wordt gemaakt. Dan draai je het hele model om.” Over duurzaam gesproken. “In plaats van iets dat een jaar geleden in Bangladesh is gemaakt en daarna maandenlang bij Zalando in het magazijn heeft gelegen voordat het is verkocht en daarna nog een keer teruggestuurd.”

Made Here

New Optimist is niet het enige naaiatelier dat weer nieuwe kleding maakt vanuit Amsterdam. Vanuit Amsterdam-Oost timmert Made Here al vijf jaar aan de weg. Met een coöperatie voor eveneens een handjevol kleermakers werden vorig jaar drieduizend kledingstukken gemaakt.

De coöperatie is opgezet om kleermakers die zijn gevlucht uit Syrië en Irak aan werk te helpen in hun eigen vak, zonder dat ze aangewezen raken op minder uitdagende klussen in reparatieateliers. Made Here heeft geen eigen kledingmerk, maar werkt in opdracht van bijvoorbeeld beginnende merken en ontwerpers die via hun webshop of Instagram hun kleding verkopen – hoogwaardige confectie, zoals oprichter Ytha Kempkes het noemt.

Hierbij zijn heel kleinschalige bestellingen, on demand dus, al de praktijk. “Alleen die ene jurk, in die maat, dus we hebben geen onverkochte voorraden.” En dan wordt het binnen vier weken geleverd. “Vaak lukt het ook wel sneller.”

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden