PlusExclusief

Schrijver en ex-commando Dai Carter: ‘Mijn jeugd in Amsterdam heeft me voorbereid op het leger: altijd op je hoede, klaar voor actie’

Schrijver en ex-commando Dai Carter versleet heel wat scholen voordat hij op zijn 16de het leger in ging. ‘Daar had ik veel aan mijn jeugd. Omgevingsbewust zijn, op gevaar kunnen reageren.’

Robert Vuijsje
Dai Carter: ‘De gedachte is dat iemand uit mijn wereld met een ghost writer zou werken. Ik schrijf alles zelf.’ Beeld Erik Smits
Dai Carter: ‘De gedachte is dat iemand uit mijn wereld met een ghost writer zou werken. Ik schrijf alles zelf.’Beeld Erik Smits

Dai Carter ziet de Vrijheidslaan als een scheidslijn. Tijdens zijn jeugd had je de veilige kant, richting het centrum. Voor de andere kant gold: hoe dichter je bij het Martin Luther Kingpark kwam, hoe moeilijker het werd. Zelf groeide hij op aan het Meerhuizenplein. “Het kon er verschillen per straat. Wat ik me van mijn jeugd herinner: ik moest altijd op mijn hoede zijn.”

“Onze bovenburen waren een soort tokkies met twee fokking grote dobermanns. Voor ik de deur uitging, keek ik eerst door de brievenbus of de kust veilig was. Daar begon dat gevoel, buiten ging het verder. Op het pleintje moest ik continu opletten voor gevaar. Het heeft me voorbereid op wat ik later ging doen.”

Wat hij later ging doen: hij ging bij de special forces van de Nederlandse Landmacht, is coach in het tv-programma Kamp Van Koningsbrugge en schrijver van het boek Nu of nooit, dat vorig jaar reikte tot nummer 2 in de CPNB Top 60. Deze week verscheen zijn nieuwe boek, Mentale kracht. “Ik zou het tof vinden om deze keer op nummer 1 te komen.”

Eerst: hoe belandde de zoon van ouders die elkaar ontmoetten in de Amsterdamse punkscene van de jaren 80 in het leger? “Mijn vader kwam op zijn 20ste met vrienden naar Amsterdam en werd verliefd op de stad en de vrouwen, van wie mijn moeder er een was. Zij groeide op in Osdorp, toen de Calandlaan nog nieuwbouw was. In die tijd waren daar alleen flats en zand, zei ze altijd. Ze speelde in punkbandjes en was lerares op moeilijke scholen in Nieuw-West.”

Zelf kwam je ook terecht op een moeilijke school?

“Ik begon in De Pijp, op de 9e Montessori, een gemengde school met het soort kinderen tussen wie ik op straat opgroeide. Turks, Marokkaans, veel van mijn vrienden waren Surinaams en Antilliaans. Dat is wat ik gewend ben. Mijn verloofde heeft nu ook een Nederlandse moeder en een vader met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond.”

“Op die eerste school had mijn zus een keer kauwgom in de klas en de leraar ging haar mond wassen met zeep. Daar moet je niet mee aankomen bij mijn moeder. Ze haalde ons weg daar, ik ging naar de Amsterdamse Montessorischool op de Apollolaan.”

Hoe was dat?

“Ik voelde gelijk dat ik niet deel uitmaakte van die cultuur. Kinderen die woonden in huizen van vier verdiepingen bij het Concertgebouw. Op die school ging ik vanaf het hoogste balkon bloempotten naar beneden gooien. Gewoon op het schoolplein, niet op mensen. Ik kon daar niet aarden, dus ik begon kattenkwaad uit te halen. De leraar zei tegen mijn moeder: we kunnen Dai hier niet in de klas houden.”

“Ik kwam op Iedersland, een school voor speciaal onderwijs in Osdorp, weer met allerlei culturen door elkaar. En kinderen met leerachterstand, autisme en gedragsproblemen. Op die school waren drie dingen belangrijk. Je moest hard kunnen rennen en goed kunnen voetballen en knokken. Mijn ouders waren toen gescheiden, in die tijd leerde ik uit een rugzak te leven. Mijn ouders bedachten dat ik drie dagen bij de een was, dan drie dagen bij de ander en dan weer twee dagen en twee dagen.”

“Mijn vader was eerst verhuisd naar de Jordaan en daarna naar de Nieuwmarkt. Mijn moeder kreeg een nieuwe vriend en besloot te verhuizen naar Heemstede, ik moest daar naar school. Na twee jaar middelbare school ging het thuis niet goed, ze bleef niet bij die vriend en kon niet terug naar Amsterdam, mijn zus woonde nu in ons huis in de Rivierenbuurt, met haar eigen vriend. En toen ontmoette mijn moeder een nieuwe man.”

Wat gebeurde er?

“Hij was Joods en bemoeide zich met zaakjes die niet koosjer waren. Met mijn vrienden begon ik ook het delinquente pad op te gaan. Die man wilde dat leven niet voor mij. Hij begon me te vertellen over zijn vader, die tijdens de oorlog naar Engeland was gevlucht en zich daar had aangesloten bij het leger om te vechten tegen de Duitsers. Later ging zijn vader met het Nederlandse leger naar Nederlands-Indië en diende bij de paracommando’s.”

“Die vriend van mijn moeder probeerde me enthousiast te maken voor het leger, zodat ik niet de verkeerde kant op zou gaan. Ik was 15 en besloot het te doen, vanaf mijn 16de kon ik me aanmelden. Op mijn 17de zat ik bij de luchtmobiele brigade en een jaar later ging ik naar Afghanistan. Ik wilde naar de commando’s, ik dacht: als ik in het leger ga, wil ik wel de zwaarste opleiding doen en bij de besten horen.”

Trof je daar veel Amsterdammers aan?

“Weinig.”

Waarom denk je dat Amsterdammers niet in het leger gaan?

“In Brabant, de Veluwe of Overijssel zijn militaire oefenterreinen, je kunt soldaten zien in het straatbeeld. Als je in Amsterdam een militair ziet lopen, denk je: huh, wat doe jij hier? Wij willen geen deel uitmaken van een hiërarchisch systeem. Politie en Defensie zijn in Amsterdam nooit erg populair geweest. Het begint wel te veranderen.”

Hoe werd erop gereageerd?

“Mijn vader en zijn creatieve vrienden bij de Nieuwmarkt vroegen zich af waarom ik dit deed, niemand die zij kenden ging het leger in. Met mijn vrienden die het criminele pad op gingen: dat werd een breuk. Andere vrienden zag ik ook niet meer, die gingen werken of studeren en ik was vaak in het buitenland.”

“Ik merkte dat ik veel had aan mijn jeugd. Omgevingsbewust zijn, altijd op je hoede, klaar voor actie, op gevaar kunnen reageren. Ik ben een paar keer op missie geweest naar Afghanistan en naar verschillende delen van Afrika, onder meer Mali en Burkina Faso.”

Hoe verhoudt het Nederlandse leger zich tot de grote mensenlanden?

“Tijdens de missies in Afghanistan werd het wel een beggar’s army genoemd, we hadden niet altijd een helikopter en moesten lenen bij de Amerikanen. Maar we zijn wel professioneel en hebben een goede mentaliteit: roeien met de riemen die je hebt. De andere landen nemen ons serieus. Maar als we een zelfde missie hadden, zoals een Talibanleider pakken, zeiden die andere landen wel tegen ons: nu even niet. Bij Defensie heb ik veel meegemaakt, net als in mijn jeugd. Die kennis wilde ik overdragen.”

Schrijf je die boeken zelf?

“Dat vragen veel mensen. De gedachte is dat iemand uit mijn wereld met een ghost writer zou werken. Ik schrijf alles zelf.”

Hoe heb je het geleerd?

“Door het te doen. In het laatste jaar bij de commando’s studeerde ik toegepaste psychologie, daar moest ik veel papers schrijven. Op die school in Heemstede heb ik ook een keer een prijs gewonnen met een gedicht.”

Mentale kracht, moest je lang nadenken over die titel?

“Nee, die term zat al in de ondertitel van mijn vorige boek, Nu of nooit. De twee belangrijkste thema’s uit dit boek zijn weerbaarheid en veerkracht. Weerbaarheid is het vermogen om te gaan met heftige levensgebeurtenissen terwijl ze gebeuren. Veerkracht is hoe je er daarna mee omgaat. Die twee termen worden vaak verkeerd gebruikt en met elkaar verward. Ik deel mijn eigen verhalen en koppel ze aan mentale kracht.”

Is het een zweverig boek?

“Nee. Voor mij bestaat mentale kracht uit alle fysieke, cognitieve, emotionele, spirituele vaardigheden en processen die het bewustzijn positief beïnvloeden. Die spirituele component zou als zweverig kunnen worden gezien, maar niet als je weet waar het uit bestaat. Ik denk dat mensen in moeilijke tijden veel houvast hebben aan religie of andere typen spiritualiteit.”

Wie leest deze boeken?

“Mijn eerste boek werd in veel sectoren gelezen, als ik kijk naar de lezingen die ik nu geef. Corporate, defensie, onderwijs, zorg – mentale kracht, weerbaarheid en veerkracht spelen een rol in elk domein.”

Waarom ben je naar Broek in Waterland verhuisd?

“Dat is net gebeurd, we hadden een huis in West, nieuwbouw. Voor mijn kinderen wilde ik meer groen en ruimte. Het is gebalanceerder en toch dicht bij de stad. Veiliger en knusser. Ik weet dat ik ze niet voor al het gevaar kan behoeden. Anders was ik zelf ook niet geworden wie ik nu ben.”

CV
Dai Carter (Amsterdam, 1989) zat bij de special forces van de Nederlandse Landmacht, het Korps Commandotroepen. Deze week verscheen zijn nieuwe boek Mentale kracht: de wereld van nu vraagt erom.

De stad van... Dai Carter

Echt Amsterdams
“Ik geef veel lezingen in het land, bij elke interactie ben ik me ervan bewust dat ik uit Amsterdam kom. En bij de Aprilfeesten op de Nieuwmarkt, daar zie ik allemaal mensen van vroeger.”

Accent
“Ik praat met een lichte Amsterdamse ondertoon.”

Havermelk
“Dat dronk ik als kind al bij mijn moeder thuis. Als ik nu met niet-Amsterdammers ben, bestel ik expres koffie met havermelk.”

Huur of koop
“Ik heb een groot deel van mijn leven gehuurd en dat begon me te irriteren. Achteraf had ik op mijn 22ste al moeten kopen, ik heb het een paar jaar te laat gedaan.”

Import
“In mijn optiek kunnen dat geen Amsterdammers worden. Dat ik hier ben opgegroeid heeft veel betekend in mijn leven. Als je hier niet je jeugd hebt doorgebracht kun je niet hetzelfde voelen als mensen die echt hiervandaan komen.”

Amsterdammers klagen graag over de snel veranderende stad, maar willen hier toch blijven wonen. Hoe werkt dat, vraagt schrijver Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Salomons oordeel) zich af in een wekelijkse interviewserie met bekende en minder bekende Amsterdammers. Lees hier alle afleveringen terug.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden