PlusAchtergrond
Schande, een meldplicht voor feestverlichting in Amsterdam?
In stad en land is een discussie ontbrand over de nieuwe Amsterdamse regels voor feestverlichting in de openbare ruimte. Is hier sprake van knevelzucht of wordt een probleem aangepakt?
De ironie wil dat de plannen vorige week juist werden gepresenteerd als een verlichting van de regeldruk: voor het ophangen van feestverlichting in de publieke ruimte hoeft vanaf volgend jaar geen vergunning meer te worden aangevraagd. Een week later maakt het hele land zich boos of vrolijk over de nieuwe regels voor de kerstverlichting in winkelstraten en op pleinen in de hoofdstad.
Wat is er aan de hand? Voor de hele stad geldt inderdaad dat vanaf volgend jaar de vergunningplicht voor feestverlichting in de openbare ruimte wordt vervangen door een meldplicht. Daaraan gekoppeld is wel een aantal voorwaarden waarvan de meeste ook nu al van kracht zijn. Tussen 24 uur en 6 uur moeten de lichtjes bijvoorbeeld worden gedoofd, tenzij anders afgesproken met het stadsdeel.
Ook mag de verlichting niet eerder dan in oktober worden opgehangen en moet de boel in februari weer worden opgeruimd. Voor ondernemers en particulieren die een kerstboom, kerstman of rendier op straat willen plaatsen ter verhoging van de feestvreugde, geldt dat zij ook in de nieuwe situatie daarvoor een vergunning nodig hebben.
Extra regels
Ingewikkeld wordt het in de binnenstad. Daar zijn extra regels bedacht om het historische centrum te beschermen tegen het oprukkende gevelvuurwerk. In het deel dat is aanwezen als werelderfgoed moet 90 procent van de verlichting warm wit zijn en tien procent accentkleur. Buiten het Unesco-gebied liggen die percentages weer op 70 en 30.
De verontwaardigde reacties op sociale media wekken de indruk dat burgemeester Femke Halsema in haar eentje heeft besloten de stad vijf maanden in het donker te zetten. In werkelijkheid is een uitgebreid overleg van allerlei gemeentelijke diensten aan de nieuwe regels voorafgegaan. De keuze voor warm wit bijvoorbeeld vloeit voort uit het beleid voor de verlichting in de stad dat in 2017 werd vastgesteld.
De nieuwe regels kunnen rekenen op de steun van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, zegt voorzitter Walther Schoonenberg. “We zijn er blij mee. We dringen er bij de gemeente al jaren op aan de historische binnenstad te beschermen tegen de oprukkende lichtvervuiling. Lichtjes zijn leuk en gezellig in de donkere maanden, maar in Amsterdam weet men helaas nooit maat te houden.”
‘Een kwestie van smaak’
Inge Wiersema van Beekwilder Decoratiematerialen aan de Prins Hendrikkade is minder enthousiast. Het bedrijf heeft een traditie opgebouwd van een uitbundig verlichte gevel in de feestmaand. “Het is ons vak natuurlijk,” zegt Wiersema. “Dit jaar hebben we trouwens gekozen voor verlichting aan de binnenkant. Alle 45 ramen hebben draperieën met lampjes gekregen. Het straalt gezelligheid uit, iets waar veel mensen behoefte aan hebben, zeker nu.”
Of dat volgend jaar nog steeds mag, daarin heeft Wiersema zich nog niet verdiept. “Ik denk eerlijk gezegd dat als het stadsbestuur echt een uniforme verlichting wil, de gemeente het beter zelf kan doen. Dat werkt beter dan allerlei regeltjes opleggen aan ondernemers. Feestverlichting is toch ook een kwestie van smaak. Wat de een prachtig vindt, vindt de ander afschuwelijk.”
Schoonenberg vermoedt dat de ondernemers in de binnenstad stiekem blij zijn met de komst van nieuwe regels. “Er is de afgelopen jaren duidelijk een wedloop in feestverlichting gaande. Als de ene ondernemer extra uitpakt om de aandacht te trekken, kunnen de anderen niet achterblijven. Vooral voor de kleine ondernemers kan de nieuwe aanpak best een bevrijding zijn.”
Tegenstanders van de voorstellen kunnen zich melden tijdens de inspraakprocedure, die nog loopt tot 21 februari. Afgaande op de reacties op de sociale en gewone media kan dat nog een flinke stormloop worden. Kort samengevat: “Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen: dan dooft de feestverlichting.”