PlusReportage
Rapport Ombudsman wrang feest der herkenning voor marktlieden Albert Cuyp: ‘Het is een zooitje’
De koopmannen van de Albert Cuyp hebben het rapport van de Ombudsman met grote instemming gelezen. ‘De gemeente probeert ons de nek om te draaien.’
Op de Albert Cuyp wisten ze het allang: ambtenaren zijn er niet om mee te denken, laat staan om problemen op te lossen, zeggen ze. “Ze zijn hier om ons het leven zuur te maken. Het is voor hen het gemakkelijkst om de markt de nek om te draaien. Met parkeerplekken verdient de stad meer.”
Voorbeelden te over, zegt een koopman die niet met zijn naam in de krant wil. “Kijk om je heen: het is ijskoud, het gaat de hele dag sneeuwen en te regenen en daar staat een kerel t-shirtjes op te hangen. Denk je dat hij iets verkoopt? Hij staat er vandaag alleen maar omdat hij anders zijn plekje kwijt is. Het is bureaucratie uitgevoerd tot in de perfectie.”
IJzige vrijdagmorgen
Marktkoopmannen zijn er de types niet naar om van hun hart een moordkuil te maken. Nooit niet, maar op deze kletsnatte dag worden woorden al helemaal niet ingeslikt. Het is de vrijdagochtend na de donderdagmiddag dat de Ombudsman van de gemeente een lijvig rapport naar buiten bracht over hoe er vanuit het ambtenarenapparaat wordt omgesprongen met de marktkooplui op de 26 dagmarkten in de stad en de twee markten in Weesp.
Het rapport loog er niet om. De gemeente toont volgens de Ombudsman geen enkel respect voor de kooplieden, houdt zich niet aan afspraken en het kennisniveau van de verantwoordelijke ambtenaren is ver onder de maat. Munish Ramlal, de activistische Ombudsman met een voorliefde voor gewonemensentaal: “Het is een zooitje.”
Een marktverkoper zegt dat ze het van kwaad tot erger ziet gaan. Ook zij wil niet met haar naam in de krant: “Het gaat toch over de mensen waarvan ik afhankelijk ben.” Als voorbeeld noemt ze de beperkingen die haar worden opgelegd als het gaat over vrije dagen. “Ik sta hier vast, maar ik mag in de zomer niet vier weken aaneengesloten met vakantie, dan ben ik te lang weg. Het komt erop neer dat ik eigen baas ben, maar dat ik met de marktmeester mijn vrije dagen moet gaan lopen bespreken.”
Stroopwafelkraam
Even verderop staat een stel een stroopwafelkraam op te bouwen. Ze vinden het prettig dat de conclusies van de Ombudsman een op een over hun eigen ervaringen te leggen zijn. “Alles wat er in dat rapport staat klopt. De gemeente zit met de markten in de maag en doet er alles aan om ons weg te krijgen.”
Ook hier: voorbeelden te over. Neem de stroompunten die voor elektriciteit zorgen. Volgens het stel werken er van de honderd stopcontacten slechts een stuk of twaalf. “Hier doet ie het gelukkig. Maar dan zetten ze iemand naast me die ook stroom nodig heeft. Dan is er dus te weinig stroom. Je kan klagen wat je wil. De marktmeester zegt dan: ik zal het doorgeven. Maar daar hoor je dan nooit meer wat van.”
Zo rond negen uur ’s morgens druppelen de kooplui binnen. Gezien de dramatische weersverwachtingen (de hele dag wind, regen en sneeuw) is de opkomst nog best behoorlijk, zo ongeveer de helft van de kramen wordt ingeruimd. Drie marktmeesters – ‘samen goed voor twee ton op jaarbasis’ klinkt het– gaan langs de koopmannen die geen vast plekje hebben. Een van de koopmannen: “Ze hebben geen uniform meer aan, daar is het fout gegaan.”
Neerbuigendheid van ambtenaren
Uit het Ombudsmanrapport bleek er ook sprake te zijn van neerbuigendheid van de ambtenaren in de richting van de koopmannen. De hoofdonderzoeker noemde dit weleens institutioneel klassisme, zei ze: het idee dat als je goed kan leren of iets in je mars hebt, je geen marktondernemer was geworden.
Voor een van de koopmannen, voor wie het rapport een feest van herkenning was, is dit precies het gevoel dat hij ook steeds heeft. “Ik ben afgestudeerd, ik heb een eigen reclamebureau gehad, ik sta hier niet omdat ik niets anders kan, maar omdat ik dit werk graag doe. Maar je wordt vaak neerbuigend toegesproken.”
Wat een andere koopman het meest stoort is de ‘wereldvreemdheid’ van de mensen die vanuit de gemeente over de markten gaan. “De ivoren toren waar ze in zitten is zo hoog, dat ze geen idee hebben hoe het hier is, wat wij nodig hebben om ons werk goed te kunnen doen. Alles wordt bepaald vanuit de Stopera, maar dat is een papieren werkelijkheid. De meeste ambtenaren zie je hier niet.” Overweegt hij wel eens zelf een paar dagen mee te lopen met ambtenaren, om de vingers te krijgen achter hun beweegredenen? “Man, ik moet werken.”
Akkefietje aanleiding voor rapport
Een akkefietje tussen een ambtenaar en Michel te Nuijl (46), stoffenhandelaar op de Westerstraatmarkt, was de directe aanleiding voor het onderzoek van de ombudsman. De conclusies verbazen hem daarom niet. “En die reactie van de wethouder Economische Zaken is toch totaal belachelijk? Hij gaat nergens serieus op in.”
Volgens Te Nuijl is het grootste probleem dat er weinig expertise is bij de gemeente als het aankomt op straatmarkten. “Het ambtelijk apparaat werkt voor geen meter Het is een doorloophuis: iedereen die in het marktwezen werkt is na twee jaar weg. Daardoor is er niemand die echt kennis heeft, interesse toont of verantwoordelijkheid neemt.”
Te Nuijl vindt daarom dat er zo snel mogelijk één afdeling moet komen om de Amsterdamse straatmarkten in goede banen te leiden. “En ik hoop dat de markt wordt gezien als een voorziening die de stad nodig heeft, net als een museum – die geld mag kosten. Nu worden we puur gezien als kostenpost.”
Of hij er vertrouwen in heeft? “Weinig.”
(Hannah Stöve)