Opiniepeiling: geen meerderheid voor aftreden Halsema
Dat de demonstratie op de Dam tegen politiegeweld te druk was, wordt vooral burgemeester Halsema aangerekend, en niet de politie, blijkt uit opinieonderzoek. Amsterdammers oordelen overigens een stuk milder over hun burgemeester dan de rest van Nederland.
Dat komt naar voren uit een peiling van electoraal onderzoeker Peter Kanne van I&O Research, die dit weekend werd gehouden. I&O Research voerde een landelijk representatief onderzoek uit onder 3152 Nederlanders van 18 jaar en ouder, onder wie 149 personen uit Amsterdam.
86 procent van de ondervraagde Nederlanders vindt dat Halsema deels (43%) of volledig (43%) te verwijten valt dat er vorige week ruim 5000 mensen op de Dam konden samenkomen om tegen de dood van George Floyd te protesteren. De opkomst was veel groter dan was aangekondigd: door de onverwacht grote toestroom konden de 1,5 meterregels niet worden nageleefd en werd de demonstratie volgens het RIVM een gebeurtenis waar Covid-19 zich mogelijk heeft kunnen verspreiden.
Gevraagd naar een motivatie noemen de respondenten dat ze het naïef vinden dat de gemeente en de politie niet hebben zien aankomen dat er zo veel mensen belangstelling hadden voor de demonstratie. Ook de schijn die Halsema wekte dat ze de demonstratie inhoudelijk te belangrijk vond en daarom niet ingreep, wordt als een verwijt genoemd. Halsema heeft gezegd dat dit een verspreking was.
De verantwoordelijkheid voor de drukte tijdens de demonstratie wordt niet alleen bij Halsema neergelegd. 62 procent vindt dat ook de organisaties achter de manifestatie, zoals Kick Out Zwarte Piet en BlackQueer&TransResistanceNL, verantwoordelijkheid dragen. Een veel kleiner percentage (25 procent) kijkt naar de politie als verantwoordelijke.
Inschattingsfout
Over die verantwoordelijkheid is overigens ook weinig discussie. Volgens burgemeester Halsema en politiecommissaris Frank Paauw was er bij de politie vooraf te weinig informatie beschikbaar om goed te kunnen inschatten hoeveel demonstranten er zouden komen opdagen op de Dam. Direct na de demonstratie hebben zij toegegeven dat er een inschattingsfout was geweest, en zij overdonderd waren door de hoge opkomst.
In een feitenrelaas over de kwestie zei Halsema dat justitieminister Ferd Grapperhaus had ingestemd met haar beslissing om niet te laten ingrijpen toen het te druk werd op de Dam. Zelf heeft Grapperhaus altijd gezegd dat hij slechts begrip toonde, maar niet betrokken was bij de beslissing omdat de verantwoordelijkheid voor demonstraties op lokaal niveau ligt.
Dit meningsverschil is de reden waarom eind vorige week een Whatsappgesprek tussen de burgemeester en de minister openbaar werd gemaakt. Deze openbaarmaking kreeg heel veel media-aandacht en is waarschijnlijk de reden dat 57 procent van de Nederlanders vindt dat Grapperhaus ook iets te verwijten valt inzake de drukte op de Dam.
Opstappen?
De burgemeester moet zich woensdag in een spoeddebat in de gemeenteraad verantwoorden over de kwestie. 45 procent van de ondervraagden vindt niet dat Halsema hoeft op te stappen om de kwestie, 39 procent vindt dat wel en 16 procent weet het nog niet. Amsterdammers oordelen overigens veel milder, 70 procent van de ondervraagde Amsterdammers vindt het geen goed idee als Halsema zou worden weggestuurd. Ook vindt 21 procent van de Amsterdammers dat Halsema helemaal niets te verwijten valt, tegen 10 procent van de Nederlanders.
Vooral kiezers van progressieve partijen vinden het niet nodig dat Halsema opstapt vanwege de drukte op de Dam, en dat leeft breder dan alleen bij de Amsterdamse coalitiepartijen GroenLinks, PvdA, D66 en SP. Ook de achterban van oppositiepartijen zoals de ChristenUnie (51%) en de Partij voor de Dieren (70%) is mild en vindt niet dat Halsema weg hoeft.
Voor deze mensen weegt zwaar dat Halsema niet over genoeg informatie beschikte om een goede beslissing te kunnen nemen. Ook het onderwerp van de demonstratie, racisme, wordt een goed argument genoemd om niet te laten ingrijpen.
“Mensen zien dat Halsema fouten heeft gemaakt, maar ze vinden dat ze een tweede kans verdient”, concludeert Peter Kanne.