PlusAchtergrond
Op Vlooienburg woonden mensen uit alle windrichtingen, blijkt uit duizenden archeologische vondsten
Wie woonden er op Vlooienburg, de woonwijk op de plek waar nu de Stopera staat? Archeoloog Marijn Stolk onderzocht de bodemvondsten die zijn opgegraven vlak voordat het stadhuis werd gebouwd. Vlooienburg blijkt een diverse, multi-etnische buurt geweest te zijn.
Ooit was Vlooienburg een nieuwbouwwijk. Op een getekende plattegrond van ‘Amstelredam’ uit 1597 is in een bocht in de Amstel een leeg, ruitvormig vlak te zien: een aangeplempt eiland, op de plek waar nu de Stopera staat. De reden om een eiland aan te leggen? Archeoloog Marijn Stolk: “Hetzelfde verhaal als altijd in Amsterdam: woningnood. Er was grond nodig om huizen te kunnen bouwen.”
Tussen 1600 en 1625 is het hele eiland vervolgens volgebouwd. Vlooienburg heet het: een verbastering van ‘Vloeyenburg’: het rivierwater ‘vloeide’ er aanvankelijk geregeld over de kades.
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog was Vlooienburg vooral een Joodse buurt, waarvan de bewoners door de nazi’s werden gedeporteerd. De buurt raakte in verval, de huizen werden gesloopt. Besloten werd op die plek het gecombineerde stadhuis en muziektheater te bouwen.
Maar eerst mochten archeologen er in 1981 en 1982 graven op de plek waar twee huizenblokken hadden gestaan. Kratten vol bodemvondsten verzamelden ze, vooral afkomstig uit de beerputten. Daarin werd voedselafval gegooid, maar ook gebroken aardewerk, afgedankte kleren, kapot huisraad. Maar kratten vol willekeurige vondsten geven geen antwoorden. Die vondsten moeten dus worden onderzocht.
Pispotten en betaalschelpjes
Wie waren van 1600 tot 1800 de bewoners? Die vraag stelt archeoloog Marijn Stolk. Tijdens de opgravingen is van alles gevonden. Pispotten. Kookpotten. Kinderspeelgoed. Loodjes die aan etenswaar hebben gezeten. Borden, kopjes, kruikjes, veelal in scherven. Stukken textiel. Maar ook zogeheten ‘betaalschelpjes’, die een rol speelden in de slavenhandel.
Stolk is op haar zoektocht gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Op zoek naar de vroege bewoners schoof de archeoloog aan bij een samenwerkingsverband van de UvA, de gemeente Amsterdam en het Joods Historisch Museum. Eigenlijk is er in het verleden vaak vanuit gegaan dat dit altijd al de ‘Joodse buurt’ was. Dat blijkt te simpel gesteld.
Stolk bekeek ongeveer tien procent van de vondsten, met de focus op aardewerk: duizenden stukken uit twaalf beerputten. Gelukkig, zegt ze, kreeg ze daarbij hulp van toegewijde vrijwilligers, die met engelengeduld scherven bij elkaar zochten en aan elkaar lijmden tot herkenbare fragmenten waaraan zij onderzoek kon doen naar de herkomst.
Portugese Joden
Stolk heeft het over ‘archeologische (on)zichtbaarheid’: of er bijvoorbeeld sporen zijn te vinden van immigranten, hangt ervan af of ze bij hun verhuizing wel of niet in staat waren bezittingen mee te nemen vanuit hun geboorteland. Bewoners kunnen zo wel of geen vindbare sporen hebben achtergelaten.
Tot haar belangrijkste vondsten rekent ze intacte kookpotten en pispotten van Portugees aardewerk, gemaakt tussen 1595 en 1650. In overleg met collega-archeologen in Lissabon, concludeert Stolk dat ze meegebracht moeten zijn door Portugese Joden, door de Spaanse inquisitie verdreven en neergestreken op Vlooienburg.
Kan ze traceren van wie bezittingen precies waren, ziet ze diezelfde bewoners misschien ook terug in het bevolkingsregister? Stolk: “Niet één op één: de eerste Portugese Joden gebruikten vaak ‘aliassen’ opdat hun naam niet direct traceerbaar was. Bovendien blijven huisnummers door de eeuwen heen vaak niet hetzelfde.”
Ze registreert een bord met Hebreeuwse teksten erop, onderdelen van Joodse kandelaars, loodjes waarmee koosjer voedsel werd gemerkt, enzovoort: er is overtuigend bewijs voor de aanwezigheid van Zuid-Europese (Sefardische) Joden op Vlooienburg.
Deens en Mexicaans aardewerk
Tot de andere opmerkelijke vondsten rekent Stolk restanten van Scandinavisch aardewerk, voornamelijk Deens. De archeoloog ziet hierin bewijs voor de aanwezigheid van Scandinaviërs, al is niet te zeggen uit welk land de eigenaars afkomstig waren: “Noorse klei was ongeschikt om potten van te bakken. Het lijkt erop dat Noren en Zweden het handig vonden dat het Deense aardewerk erg goed was, dus die importeerden dat.”
Uit historisch onderzoek weten we dat zich in de zeventiende eeuw een kleine zwarte gemeenschap vestigde op en rond Vlooienburg. Stolk attendeert op de vondst van zogenoemde ‘betaalschelpjes’: glimmende kaurischelpjes, die in de slavenhandel dienst deden als betaalmiddel, en die door zwarte mensen wel werden gebruikt om er sieraden van te maken.
Ze is gefascineerd door een tekening die Rembrandt in 1642 maakte van een zwarte vrouw. Rembrandt woonde om de hoek, in de Jodenbreestraat. En ze verbaast zich over gevonden scherven van Mexicaans aardewerk: woonden er ook Mexicanen, of bracht iemand aardewerk mee van een reis naar Mexico?
Stolk concludeert dat Vlooienburg hoe dan ook aanvankelijk een multi-etnische buurt was. Rond 1670 kocht de Joodse gemeenschap vlakbij stukken grond om er synagogen op te bouwen. Daardoor trokken meer en meer Joden naar Vlooienburg, zodat het uiteindelijk inderdaad vooral een Joodse buurt werd.
Marijn Stolk
Hoorn, 21 januari 1988
2011 Master Archeologie, UvA
2011-2016 Zelfstandig KNA Archeoloog en Materiaalspecialist
2016-2022 Promovendus en gastdocent, UvA
2022 Promotie ‘De archeologie van Vlooienburg’, UvA
Heden Senior KNA Archeoloog & Materiaalspecialist, Gemeente Zaanstad