PlusExclusief
Muziek redde Kalibwoy, groot in de dancehall, van de criminaliteit: ‘Je verwacht niet dat een vriend wordt vermoord’
Kalibwoy, nu succesvol in de dancehall, groeide op in Amsterdam-Noord, tussen probleemjongeren, zoals hij ze zelf noemt. Anders dan veel vrienden werd hij geen crimineel. ‘Het verschil zit in de daden. Tot hoe ver ga je?’
Het was twee jaar geleden, in september 2020, dat Natalio Rijssel wakker werd met een telefoon vol berichten. Zijn artiestennaam is Kalibwoy en die nacht was zijn liedje Palo gebruikt tijdens een modeshow van Savage X Fenty, het kledingmerk van zangeres Rihanna. “Ik kijk dat soort shows niet, maar iedereen stuurde me berichten. Het was een dansact, met een choreografie. De streams van mijn liedjes gingen meteen omhoog. Tot vandaag krijg ik op TikTok filmpjes met dansjes op die track. Het was wel een goede promotie van mijn muziek.”
De naam Kalibwoy is een combinatie van de woorden kali, de Jamaicaanse benaming voor softdrugs, en boy, oftewel: jongen. Hij zit in zijn muziekstudio in Amsterdam-Noord, dezelfde buurt als waar hij opgroeide, en vraagt: “Vind je het erg als ik rook?”
Met roken bedoelt hij geen sigaretten, daar doet Kalibwoy niet aan. Hij was er vroeg bij, iedereen begon hem Kali te noemen. “Ik denk dat ik elf was toen ik ging roken, op de middelbare school, ik was een vroege leerling. Drinken begon toen ook. Martini, dat was goedkoop. In die tijd kon je het nog in de supermarkt halen.”
Over zijn jeugd in Noord zegt Kalibwoy: “In mijn ogen was het hier leuk. Veel kattenkwaad, veel voetballen. Eigenlijk was het de mooiste periode uit mijn leven.”
Waarom zeg je: in mijn ogen?
“Niet iedereen groeit zo op, je weet toch? Niet ieder kind haalt dat soort kattenkwaad uit.”
Wat deed je dan?
“Een beetje stelen, vechten, dat soort dingen. Als iemand niet naar school wilde, of boos was op de juf, gooiden we ’s avonds bakstenen door de ruit van het lokaal. Achteraf heel dom. We waren probleemjongeren. Schoolverlaters.”
Hoe kwam dat, denk je?
“Ik zeg niet dat het de reden was, of een excuus, maar de meesten groeiden op zonder vader. Ik ook. Hij was wel in mijn leven, soort van. Niet in huis. Onze moeders moesten het in hun eentje doen, maar wij waren jongens. Een moeder is er voor de liefde, de warmte. Een vader moet andere dingen uitleggen.”
“We hadden wel oudere broers, alleen waren die ook wild. Onze basis was straatgerelateerd. Naar school was niet stoer, we zagen het nut er niet van in.”
Naar welke school ging je?
“Eerst naar het Grafisch Lyceum in Zuid, de Rivierenbuurt. Ik woonde nog in Noord.”
Waarom ging je daar dan naar school?
“Ik denk dat ik te laat was met inschrijven, toen was alleen deze school over. Al die grafische vakken boeiden me niet, ik kon niet tekenen. Ik had daar niets te zoeken. In de lessen kon ik me niet concentreren. Ik was wild, echt aanwezig, ik was die fuck you guy. In het derde jaar stuurden ze me van school.”
En toen?
“Ik moest naar het PPI, nu heet het geloof ik Altra. Daar zaten alleen maar jongens zoals ik. De leerkrachten konden ons niet aan, wij waren gewoon de baas.”
Later woonde Kalibwoy ook in Amsterdam-Zuidoost (‘Levendig, mijn cultuur is daar, Caribische mensen, je voelt je thuis’) en Oost en West (‘Daar heb je meer Turken en Marokkanen, ik kan ook schelden in die talen’). Noord hoort wel bij Amsterdam, maar het was anders. “Het lijkt buitengesloten van de rest. Toch is het Amsterdam. Het maakt ook niet uit. Amsterdam komt sowieso eerst, dat connect ons in al die buurten.”
Dan maakt Kalibwoy een gebaar met zijn armen. Hij wijst naar het deel van Amsterdam-Noord dat Molenwijk heet, vlakbij zijn muziekstudio. “Hierachter werd Challa vermoord, een vriend van me. Gewoon een burenruzie, het had niets te maken met drugshandel of zo.”
“Het eerste wat je vraagt is: hoe? Hij werd door zijn hoofd geschoten. Dan komen de verhalen. Achteraf hoorde ik dat de man die hem doodschoot meer mensen had vermoord. Maar dit ging over niks. Een burenruzie die uit de hand liep.”
De muziekstudio waar we in zitten, werd voor Kalibwoy ‘geregeld’ door Inchomar Balentien, die in 2019 werd doodgeschoten bij metrostation Kraaiennest. “Ik had een studio nodig, hij kende mensen.”
Zo regelde hij het?
“Ja, hij heeft me hier gezet. Als je zijn naam op internet opzoekt, ga je hele andere verhalen vinden, maar ik ken hem als een vriend. Ik was me er wel bewust van, op Inchomar werd al een moordpoging gedaan. Maar je praat er niet over. Je verwacht ook niet dat een vriend wordt vermoord. Het komt iedere keer aan als een bom.”
“Net als bij Kelvin Maynard, die werd in dezelfde periode vermoord. Ik kende hem als Kella, uit de buurt. Eaneas Lomp was een goede vriend van me: ook vermoord. In de dancehallscene, twee vrienden van me: Danny werd op een vrijdag doodgestoken, Brooklyn op zaterdag.”
Je speelde een rol in de tv-serie Mocro Maffia. Leek dat op je eigen leven?
“Dat niet, maar ik kende wel de omgeving. Ik ken ook een aantal mensen uit het boek waarop de serie is gebaseerd. Het script heb ik eerst bekeken, dat was fictief. Ik had niet een echte persoon willen naspelen.”
“Niet om credits weg te halen bij de schrijvers, maar in die serie laten ze nog niet eens zien hoe het echt is. Misschien heb je daarvoor mensen nodig die dat leven echt hebben geleefd, die kennen de details. Zoals bij het spelen van de moorden, die zien er filmachtig uit in de serie. Iedereen loopt met een bloot gezicht. In het echt dragen ze maskers, ze rijden in gestolen auto’s en de opdrachtgever gaat echt niet zelf mee.”
Waarom ben jij geen crimineel geworden?
“Het verschil zit in de daden. Tot hoe ver ga je? Het begint zo: je wordt van school geschopt, eigenlijk maak je geen kans meer in de maatschappij. Je gaat solliciteren voor baantjes die je niet wilt en waar je kansloos voor bent.”
“Als je geen andere opties hebt, ga je die rol aannemen. Iemand zegt tegen je: als je naar dat huis gaat, kun je 20.000 euro pakken, je geeft 5000 aan mij en die andere vijftien hou je zelf. Ik heb er ook aan gedacht.”
Maar?
“Mijn vrienden beschermden me, ze wilden dit niet voor mij. Als er een vechtpartij is, sturen ze me naar achteren – ik kan nog geen stoot geven. Ze zagen dat ik een andere mogelijkheid had. Ik begon met muziek toen ik 17 was. Niet dat ik er toen al mee verdiende, maar ik was wel bezig.”
Op zijn zestiende verhuisde Kalibwoy met zijn moeder naar Suriname, ze bleven een jaar. “Mijn moeder was Nederland zat. Dat had ze wel eerder tegen me gezegd, alleen had ik niet verwacht dat we echt zouden gaan.”
“In Suriname begon mijn passie voor dancehallmuziek uit Jamaica. Ik kreeg een obsessie met dat genre. Eerst kon ik het niet verstaan, ze spitten in het Jamaicaans. Het duurde even tot ik begreep wat ze zeiden. Daarna ging ik het nadoen en zelf schrijven.”
“Hiphopmuziek is ontstaan uit dancehall. Het scratchen en het dansen. Nu is hiphop wereldwijd mainstream geworden, dancehall is nog steeds underground, ook door hoe artiesten zich uitlieten over homo’s. Maar het begint wel te groeien.”
“In Nederland is het geen brede stroming, internationaal wel. Ik heb shows in Duitsland, Engeland, Frankrijk. Mijn doel is om internationaal te opereren. Ik ben die Dutch dancehall guy. Zelf zeg ik altijd dat ik uit Amsterdam kom. Dat kent iedereen, Nederland kennen ze niet.”
Zijn nieuwe EP is net verschenen, I am Lord Frass. “Frass is mijn movement: Frass Nation. Frass is een Jamaicaans woord, het betekent: als je bezopen en high bent, helemaal in je element. Meestal maak ik feestmuziek, maar dit is meer trap.”
“In de dancehall heb je subgenres. Trap is hiphopachtig, met afrobeats. De teksten gaan dieper, over meer persoonlijke dingen. Hoe ik ben opgegroeid, mijn ziekte. Een nummer heet Hero, over mijn overleden opa. Een andere heet Amsterdam, over de stad.”
Wat heb je voor ziekte?
“Nierfalen, ik ga drie keer per week naar het ziekenhuis om te dialyseren. Ik had een hoge bloeddruk, maar liet me niet checken. Daarna at ik niet, ik viel af, mijn spiermassa ging weg, ik kon geen lange afstanden meer lopen, moest zomaar overgeven. Sinds ik dialyseer kom ik weer op kracht. Ik sta op de lijst voor een niertransplantatie, maar eerst moet ik zorgen dat ik operatieklaar ben.”
CV
Kalibwoy werd geboren als Natalio Rijssel (Amsterdam, 1987). Zijn laatste EP, I am Lord Frass, is net verschenen.
De stad van... Kalibwoy
Echt Amsterdams
“De wedstijden van Ajax, ik heb een seizoenkaart.”
Accent
“Misschien noemen andere mensen het straat-Amsterdams, maar ik vind het Amsterdams.”
Huur of koop
“Nu huur, maar hierna wil ik kopen.”
Import
“Sorry, die kunnen geen Amsterdammers worden. Je bent het of je bent het niet.”
Amsterdammers klagen graag over de snel veranderende stad, maar willen hier toch blijven wonen. Hoe werkt dat, vraagt schrijver Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Salomons oordeel) zich af in een wekelijkse interviewserie met bekende en minder bekende Amsterdammers. Lees hier alle afleveringen terug.