PlusInterview
Kwartiermakers slavernijmuseum Peggy Brandon en John Leerdam: ‘Je moet durven praten over wat je pijn doet’
Hoe ziet het nationale slavernijmuseum in Amsterdam er straks uit? Peggy Brandon en John Leerdam zijn door de gemeente Amsterdam aangesteld als kwartiermakers om die vraag te onderzoeken. Voordat zij deze zomer met definitieve plannen komen willen zij eerst de mening horen van zoveel mogelijk betrokkenen. Zondag vertrekken ze naar alle zes de Antilliaanse eilanden en Suriname.
In Suriname en op de Antillen zou men nauwelijks geïnteresseerd zijn in excuses en het slavernijverleden.
Peggy Brandon: “Dat lees ik niet in de Surinaamse kranten.”
John Leerdam: “Of in de Antilliaanse kranten.”
Brandon: “Op straat zijn de excuses die Rutte maakte de talk of the day, vooral de gevolgen die ze kunnen hebben nu er geld vrijkomt. Maar het is ook pijnlijk als de premier zegt: ik weet dat jullie voorouders werden geslagen en in hun gezicht werden gebrandmerkt. Op zo’n moment breek ik ook, maar dat hoeft de rest niet te zien. Het is de schaamte van de pijn.”
Leerdam: “Die heeft ook te maken met de vermenging van de rassen. In vrijwel elke familie in Suriname of op de Antillen is wel een slavenhouder te vinden die kinderen heeft gekregen met een tot slaaf gemaakte.”
Brandon: Wij heten niet voor niets creolen: vermengde mensen. Als je Afro-Surinamer bent, is er bijna altijd iemand in jouw lijn verkracht. Als kind wilde ik altijd op de kamer van mijn oude oma slapen. Dan lag ik op een matrasje naast haar en kwamen de verhalen: over mevrouw Du Plessis die de borsten van slavinnen afsneed omdat haar man ernaar keek. Of over een slavenhoudster die toen een kind in een bootje aan het huilen was tegen een tot slaaf gemaakte zei: ‘Hou hem maar onder water tot het stil is’.”
“Mijn moeder werd door mijn oma naar de plantage gebracht waar haar eigen moeder had geleefd in slavernij. Om te laten zien hoe het was, maar mijn moeder was van een andere generatie, zij kon niet dealen met die pijn.”
Leerdam: “Sinds de protesten van Black Lives Matter is er echt iets veranderd. De pleister is er afgetrokken. Rang, in één keer.”
Brandon: “Je moet durven praten over wat je pijn doet. Jonge mensen hebben die schaamte niet, die zeggen gewoon: ik vind het niet tof dat iemand met een blackface rondloopt. Mijn moeder haatte de sinterklaasperiode, maar zei dat hooguit binnenskamers. Jongeren van nu gaan de straat op en zoeken de openbaarheid.”
Het slavernijmuseum moet een iconisch gebouw aan het water worden, op een betekenisvolle plek. Deze zomer valt de beslissing over de invulling van het tentoonstellingsprogramma en de locatie. Na een reeks gesprekken achter gesloten deuren en bezoeken door Nederland, treden Brandon en Leerdam, gepokt en gemazeld in de wereld van musea, theater en politiek, voor het eerst in de openbaarheid.
Wat gaat u doen op de Antillen en in Suriname?
Brandon: “Luisteren. Wij willen van de mensen weten wat zij belangrijk vinden. Het zou gek zijn om in Amsterdam iets te maken zonder te praten met de mensen die wonen op de plek waar de slavernij was.”
Leerdam: “Wij willen wederkerigheid en dat betekent dat wij niet even komen vertellen hoe het museum eruit komt te zien.”
Brandon: “Wij willen weten waar onze blinde vlekken zitten. Wat laten we bijvoorbeeld zien over de marrons, van de plantages weggelopen tot slaaf gemaakten, die een heel ander soort samenleving hebben gebouwd?”
Leerdam: “Op Curaçao zijn mensen al jaren bezig met Tula, de leider van de slavenopstand. Zij hebben allerlei plannen. Het verwijt is dat er niet erg goed naar ze werd geluisterd. Dat gaan wij anders doen. Ieder eiland heeft zijn eigen verhaal, maar dan zie je in de krant hier een stuk over Sint Eustatius met foto’s van Curaçao. Ze krijgen onderling irritaties: waarom vertellen jullie het verhaal niet zoals het is?”
Brandon: “Een vraag kan ook zijn: hoe ga je om met de gruwel? Wat laat je zien? Leg niet een paar handboeien en zwepen neer, maar ga het juist hebben over de veerkracht van onze voorouders. Natuurlijk hebben we een soort verhaallijn voor het museum in ons hoofd, maar misschien gaat die wel helemaal overboord na ons bezoek.”
Verwacht u grote struikelblokken?
Brandon: “Er is een goede Surinaamse kunstenaar die Struikelblok heet. Ook een erfenis uit de slavernij. Het zegt iets over zijn voorouders dat ze zo genoemd werden.”
Ik bedoel: de laatste tijd lagen de misverstanden overal op de loer.
Brandon: “Ik denk dat er weinig misverstand over slavernij kan zijn.”
Leerdam: “Wat wij hebben geconstateerd is achterstallig onderhoud. We zitten in een periode waarin de dingen eindelijk openlijk kunnen worden bediscussieerd en bevraagd. Dat vereist concentratie en zorgvuldigheid van ons.”
Brandon: “Wij zeggen: kom maar op.”
Een deel van de slavernijgeschiedenis ligt in Afrika, waar Afrikanen Afrikanen verkochten.
Brandon: “Ik geloof niet dat dat als een groot probleem wordt ervaren in de gemeenschap.”
Leerdam: “Nee.”
Brandon: “Ik hoor soms mensen uit Ghana zeggen dat ze excuses moeten maken aan hun eigen voorouders. Dat er slavernij bestaat is onomstotelijk, of je nu naar de Grieken en de Romeinen kijkt, naar de archipel of naar het Afrikaanse continent. Maar de wijze waarop er in de zeventiende eeuw door Europese landen, waaronder Nederland, werd omgegaan met tot slaaf gemaakten, is van een totaal andere orde.”
“De pijn zit hem in de ontmenselijking. In de momenten waarop de een naar de ander keek en dacht: ik ga jou niet als mens behandelen. In Afrika werden de vrouwen niet tot dekmerrie gemaakt en de mannen niet tot dekhengst. Daar bepaalde de baas niet van wie je zwanger werd en wanneer. Daar werden geen baby’s verkocht. We weten dat er Afrikanen in Europa zijn geweest om te proberen hun mensen weer terug te kopen.”
U bent geboren in 1961.
Brandon: “Wij zijn oudjes, ja.”
Leerdam: “Maar nog jong van geest.”
Brandon: “In de sollicitatieprocedure heb ik gezegd: een goede reden om mij de baan niet te geven is dat je een jong iemand hier neer moet zetten. Die was er niet. Hoeveel mensen van kleur heb je ook, die een goede functie hebben gehad in musea in Nederland? Het risico op afbreuk is groot. Voor je het weet ben je ‘zij van het slavernijmuseum’. Je moet stevig in je schoenen staan om dit te doen. Iedereen heeft een mening. Als je net met je carrière begint, wil je niet meteen in die storm gaan staan.”
Van white guilt and black pride? Van: het is toch mijn schuld niet?
Brandon: “Het is ook niet mijn schuld. Het gaat niet over schuld. Het is geschiedenis. Het museum zal gaan over menselijke veerkracht en over de vraag waarom we met elkaar dit land hebben.”
Leerdam: “Het is gedeelde geschiedenis. Ik vind dat we daar met elkaar naar moeten kijken. In Zeeland kregen we een prachtig verhaal te horen over jongens van 17 jaar die aan boord stapten en geen idee hadden waar ze in terechtkwamen.”
Brandon: “Ook dat is een perspectief. Ook zij stierven bij bosjes in omstandigheden waarvan ze niet wisten dat die bestonden.”
Leerdam: “Het is een universeel verhaal.”
Brandon: “Er komen wel eens Nederlandse mensen naar me toe die hier al heel lang wonen en zeggen: mijn ouders waren ook superarm. Weet je: de turfstekers hadden het ook afschuwelijk. Dat zijn vaak de mensen die zeggen: ik ben geen dader, want ik ben ook een slachtoffer. Ik begrijp heel goed dat je dat zegt, want dat is ook pijn. Dus moeten we het over die pijn hebben, die diep in je zit. Dat is geen gemakkelijk gesprek, maar het zou mooi zijn als het gevoerd kan worden.”
Op The Mall In Washington opende in 2016 het National Museum of African American History and Culture. Dat gaat u dit jaar bezoeken.
Leerdam: “Voor mij is het een bron van inspiratie. Het is begonnen als slavernijmuseum, maar ze hebben gaandeweg de plannen verbreed. Ze wilden kijken naar de periode voor de slavernij: wie waren die zwarte mensen? En na de slavernij: de civil rights movement en de talenten onder zwarte mensen. Men wilde de tentoonstelling eindigen met hoop.”
Brandon: “Zo’n groot museum als in Washington zal er in Amsterdam niet komen. Maar de kern is daar hetzelfde als ons voor ogen staat: veerkracht. Die trekken ze door naar de iconen van nu. Dat is niet de opdracht die wij hebben, maar in tijdelijke tentoonstellingen kun je zo’n lijn natuurlijk wel mooi neerzetten.”
“Ik wil nog niet al te veel uitpakken, maar je moet je voorstellen dat de oudste mensen op aarde Lucy en de Javamens waren. Daar vanuit vertel je het verhaal, waarvan de slavernij een afschuwelijk onderdeel is, maar wel de reden waarom mensen zoals ik hier nu zijn. Het museum zal gaan over de verhalen die we elkaar vertellen, over textiel, over sieraden, over de dingen die ons maken wat we zijn.”
“Hoe gaan we iedereen bereiken? Door juist niet over schuld en daders te praten. Het is een verhaal van elke Nederlander. Het museum wordt een open, warme plek. Laagdrempelig. Wat mij betreft komen mensen eerst eens een keer een Surinaams broodje eten of spelen met hun kinderen in het park.”
Dit doen de kwartiermakers
In september werden twee kwartiermakers aangesteld. John Leerdam (61) als maatschappelijk kwartiermaker vanwege zijn brede netwerk binnen de gemeenschappen van nazaten, en Peggy Brandon (61) als museaal kwartiermaker vanwege haar ervaring met musea. Leerdam was eerder Kamerlid voor de PvdA en is directeur van de Stichting Julius Leeft. Brandon is directeur van Mocca, een kenniscentrum voor cultuuronderwijs, was voor D66 lid van de stadsdeelraad Oud-West en was onder meer directeur en oprichter van het Japanmuseum Sieboldhuis. De gemeente heeft nog een derde kwartiermaker aangesteld voor de fysieke kant van het museum: David Brandwagt.
De kwartiermakers willen deze zomer met definitieve plannen komen. Eerst willen zij, via participatiebijeenkomsten, de mening horen van zoveel mogelijk mensen. Na hun bezoek aan Suriname en de Antillen volgen eind februari Amsterdam en de rest van Nederland. Iedereen die naar de participatiebijeenkomsten wil komen is welkom en er wordt actief geworven binnen de culturele wereld en maatschappelijke organisaties. Dit jaar zullen de kwartiermakers ook een bezoek brengen aan het National Museum of African American History and Culture in Washington.
Waar komt het museum?
Waar een nieuw slavernijmuseum komt, is nog niet duidelijk, hoe het eruit moet komen te zien wel. Een projectteam stelde begin vorig jaar vast dat het een ‘nationale uitstraling’ moet krijgen in een nieuw gebouw. Een ‘icoon voor de stad én voor het land’. Het pand krijgt een publieksruimte van circa 6500 vierkante meter en een park. Idealiter kan het publiek naar het museum komen met een pontveer.
Het museum krijgt een programma dat een ‘zo groot en divers mogelijk publiek’ aanspreekt en waar ruimte is voor reflectie en herdenking. Omdat het museum een kleine vaste collectie zal bezitten, wordt het zaak om veel verschillende tentoonstellingen en voorstellingen binnen te halen. Essentieel is ook de educatieve programmering. Het doel is om zoveel mogelijk scholieren uit Nederland het museum een keer te laten bezoeken.
De voorgeschiedenis van het museum is lang. In 2017 opperde de gemeenteraad al dat er een nationaal museum moest komen als ‘manier om te komen tot de waarheid, verzoening, eenheid en de strijd tegen racisme’.
Over de locatie wordt deze zomer een beslissing verwacht. Daarvoor zijn nu negen mogelijke plekken aangewezen, waaronder het Marineterrein, de kop van het Java-eiland, de Sixhaven en het Mandelapark in Zuidoost.