PlusExclusief
Kritiek op truc met afschrijving Amsterdams vastgoed: ‘Bijna frauduleus’
Wethouder Everhardt (Financiën) wil 10 miljoen euro per jaar vrijspelen door gemeentelijke gebouwen niet in veertig maar in tachtig jaar af te schrijven. Een logische stap om pijnlijke bezuinigingen te voorkomen, of een onverstandige boekhoudtruc?
In het centrum van de stad – op het Waterlooplein – schittert de Stopera sinds 1986. Een deel van het gebouw wordt gebruikt voor de Nationale Opera & Ballet, het overgrote gedeelte behoort tot het stadhuis. In dat huis wordt ook het Amsterdamse politieke debat gevoerd.
Recentelijk ging het in de Stopera over de Stopera. Het gebouw welteverstaan. Want dit pand is een goed voorbeeld van de consequenties die er zitten aan het verlengen van de afschrijftermijn van gemeentelijke gebouwen.
Onlangs heeft wethouder Victor Everhardt (Financiën) aangekondigd dat hij de afschrijvingstermijn van gebouwen van de gemeente, sportgebouwen en scholen uitgezonderd, wil verlengen. Op die manier hoeft de wethouder jaarlijks minder geld te reserveren, en houdt hij dus meer over om aan andere dingen uit te geven. Geen gek idee in een tijd dat de bezoekerseconomie van Amsterdam hard wordt getroffen door de pandemie, en de gemeente naarstig op zoek is naar financiële middelen.
Maar oppositieraadslid Diederik Boomsma (CDA) ziet dat heel anders. Hij noemt de truc met de afschrijving van Everhardt ‘bijna frauduleus’, en ziet in het gebouw de Stopera het ideale voorbeeld van hoe het mis kan gaan.
Inschatting
Hoe zit dat? De gemeente bouwt en beheert door de hele stad honderden panden zoals kantoorgebouwen, parkeergarages en culturele broedplaatsen. Vanaf de bouw of aankoop geldt voor de boekhouding een standaardperiode van veertig jaar om het pand helemaal af te schrijven – tot een boekwaarde van 0 euro.
Maar omdat veel gebouwen doorgaans langer in gebruik blijven dan veertig jaar, wil Everhardt die termijn verlengen tot tachtig jaar. Van de gebouwen die de gemeente gebruikt is zelfs 28 procent honderd jaar of ouder. “Een gebruiksduur van tachtig jaar is een betere inschatting dan de huidige veertig jaar,” zegt hij. Deze truc levert de gemeente jaarlijks 10 miljoen euro extra begrotingsruimte op.
Boomsma, gesteund door onder meer de VVD, vindt dat het verlengen van de afschrijftermijn een schuldopdrijvend effect heeft. Als voorbeeld noemt hij de Stopera. Dertig jaar na de bouw werd dit pand voor circa 40 miljoen euro verbouwd. Dat geld wordt geleend, maar komt dan bovenop het resterende afschrijvingsbedrag. Bij een afschrijvingstermijn van tachtig jaar zal nog wel vaker een grote verbouwing nodig zijn, terwijl de vorige renovatie dan nog niet is afbetaald. Hierdoor schuift de gemeente de financiële verantwoordelijkheid voor een gebouw naar de toekomst en zijn extra rente-uitgaven onvermijdelijk, vreest Boomsma.
“Heeft men dan niet geleerd van de raadsenquête naar de stadsfinanciën,” vraagt Boomsma zich af. “Daarin werd nog zo gehamerd op het belang van prudent financieel beheer, in plaats van dit soort lichtzinnig, waan van de dag, kortetermijndenken. Zo schuif je enorme bedragen voor je uit.” Boomsma refereert aan het onderzoek naar de financiën van Amsterdam uit 2016, waaruit bleek dat de gemeente er decennialang een slordig boekhouding op nahield en financiële degelijkheid ver te zoeken was.
Alarmbellen
Andere kritiek is dat de huisaccountant Acam, die de gemeente financieel controleert, de plannen van Everhardt nog niet heeft kunnen toetsen. In een brief schrijft de wethouder dat Acam positief zou zijn als het college de maatregel goed kan onderbouwen, maar dat deze nog niet is gedeeld met de auditdienst. Boomsma: “Als Acam het nog niet heeft getoetst, gaan voor mij alle alarmbellen af. Dit voorstel wordt erdoor gejast zonder dat de accountant er überhaupt kennis van kon nemen.”
De maatregel heeft ook voorstanders. “De begroting moet zo dicht mogelijk in de buurt van de realiteit komen, dat is de gouden standaard van het boekhouden,” zegt D66-raadslid Reinier van Dantzig. “Op deze manier brengen we de begroting in control.”
Uiteindelijk moet de rekenmeesters van de Acam beslissen wie er gelijk heeft. Dat zullen zij pas begin 2022 doen, als de jaarrekening wordt vastgesteld.