PlusAchtergrond

Kleiner en veiliger: wat is nodig om gemengde woonprojecten te laten slagen? ‘De Nederlanders leren Arabisch’

Het woon­complex op de Hoogte Kadijk is opgedeeld in kleinere een­heden. 'We zijn echt een familie geworden.'
 Beeld Joris van Gennip
Het woon­complex op de Hoogte Kadijk is opgedeeld in kleinere een­heden. 'We zijn echt een familie geworden.'Beeld Joris van Gennip

Ook na de brand in Riekerhaven blijft de gemeente heil zien in woonprojecten waar statushouders en Nederlandse jongeren met elkaar samenwonen. Hoewel er strengere eisen voor de woonvorm aankomen, zijn experts kritisch. Wat is ervoor nodig om dergelijke complexen tot succes te maken?

Anna Herter

Zes jaar geleden namen de eerste statushouders en Nederlandse jongeren hun intrek in Startblok Riekerhaven in Nieuw-West; inmiddels wonen in Amsterdam 1300 jonge statushouders samen met evenveel Nederlandse jongeren, verspreid over 15 locaties. In de toekomst moeten de Nederlandse jongeren in de meerderheid zijn, stelden Wethouders Rutger Groot Wassink (Opvang) en Zita Pels (Volkshuisvesting) woensdag, zeker op de grotere projecten. Daarnaast moet er meer ‘psychosociale ondersteuning’ komen voor statushouders en betere screening door het COA, dat bepaalt welke statushouders in aanmerking komen voor de woonvorm.

Met deze aanpassingen blijft de gemeente geloven in het concept. Sterker: er komen in de toekomst méér van dit soort woonprojecten, lieten de wethouders weten in de brief waarin de nieuwe eisen werden aangekondigd.

Is het genoeg om nieuwe onrust te voorkomen? Experts zijn kritisch. Op een aantal van de wooncomplexen is de sociale veiligheid ver te zoeken, bleek onder meer uit onderzoek van Het Parool afgelopen zomer. Op grotere locaties (van 250 bewoners of meer) hebben zich meermaals ernstige incidenten voorgedaan. Daarop volgde afgelopen week de brand in wooncomplex Riekerhaven, die volgens verschillende bewoners is aangestoken door een medebewoner met psychische klachten.

Kleinschaligheid

Kenners stellen dat de gemeente al eerder had moeten ingrijpen, daarnaast moet er in hun ogen méér gebeuren om het tij te keren. Maak de projecten kleinschaliger, zeggen zij, en onderschat niet hoe belangrijk het is om de kwetsbare bewoners goed te begeleiden.

Deze adviezen zijn niet nieuw. Het waren in 2020 al de aanbevelingen van het Verwey-Jonker Instituut, dat in opdracht van woningcorporatie Stadgenoot onderzoek deed naar hun drie gemengde Stek-wooncomplexen. Op een daarvan, Stek Oost, ging van alles mis: bewoners deden onder meer aangifte van steekpartijen en zedendelicten. De politie moest te pas en te onpas langskomen in het gebouw, waar 250 mensen wonen.

“Goed dat de gemeente nu extra hulp, begeleiding en beheer belooft, maar het is jammer dat het zo lang heeft geduurd tot ze met maatregelen komen,” zegt Maarten Davelaar. Hij was één van de onderzoekers naar de Stekprojecten, en doet nu voor de Hogeschool Utrecht onderzoek naar gemengd wonen. “In die grotere complexen moet nu natuurlijk heel wat gebeuren om het vertrouwen te herstellen.”

Ook hij hamert op het belang van kleinschaligheid. Laat niet meer dan 150 mensen wonen op zo’n complex, kwam uit zijn onderzoek, en deel het gebouw in in kleinere units met voldoende gemeenschappelijke plekken waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. “Zodat je elkaar tenminste van gezicht kent,” zegt Davelaar. “Dat helpt enorm voor de sociale veiligheid.”

Samen op reis

Kleinschaligere projecten (tot 150 bewoners) zijn een groter succes, zeggen betrokkenen. Neem Paco Kuit (24), die inmiddels 2,5 jaar naar volle tevredenheid woont in een wooncomplex op de Hoogte Kadijk en nog altijd ten volle gelooft in het concept. In zijn complex wonen ruim honderd mensen. Het gebouw is opgesplitst in gangen met niet meer dan tien bewoners, die een woonkamer en keuken delen. “We zijn echt een familie geworden,” zegt Kuit, die met drie Nederlandse en vier Syrische mannen op een gang woont. “We koken en eten samen, de Nederlanders zijn op Arabische les gegaan en we willen samen op reis.”

Eenzelfde beeld ontstond afgelopen zomer bij andere kleinschalige projecten, zoals het kleine Stek Zuid (20 bewoners), Stek Noord (34 bewoners) en Baak Zuid (34 bewoners). De sfeer is daar fijn, aldus bewoners, vooral doordat iedereen elkaar kent, al is het maar van gezicht.

Het succes van deze projecten lijkt dus sterk samen te hangen met de architectuur. Zo bezien zullen locaties als Startblok Riekerhaven en Stek Oost een uitdaging blijven, óók als er minder statushouders wonen. Want de ‘troosteloze, lange gangen’ op die plekken helpen niet mee, denkt Davelaar: “De basiskwaliteit van dit soort complexen moet omhoog.”

Dat zit ’m ook in de begeleiding van de bewoners, voegt Davelaar toe. “Dat omvat meer dan alleen het helpen van bewoners die het moeilijk hebben. Als je van zo’n complex een gezonde gemeenschap wilt maken, moet je community-breed mensen inzetten om daarbij te helpen.”

Screenen aan de statushouderskant is een goed idee, zegt Kirsten Tinnemans, projectleider bij het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de Stekprojecten. “Zij moeten ook gemotiveerd zijn voor het project, en goed voorgelicht worden over waar ze terechtkomen.”

Goede start

Amsterdam was zes jaar geleden pionier met deze woonvorm. Het initiatief van toenmalig wethouder Laurens Ivens (Wonen) werd enthousiast ontvangen in de raad: het moest de woning- en vluchtelingencrisis (deels) vlot trekken. Bovendien zou het de statushouders helpen bij hun integratie en Nederlandse jongeren een goede start geven.

Nu, zijn de experts het eens, moet er nog een hoop gebeuren. Wel geloven ze in de potentie van de woonvorm. Bovendien: het moét eigenlijk wel gaan werken, stelt Jaco Dagevos, hij onderzoekt de integratie van statushouders voor het Sociaal en Cultureel Planbureau. “We hebben dit soort voorzieningen nu eenmaal wel nodig de komende tijd. De woningmarkt zit op slot en we hebben plekken nodig om mensen uit asielzoekerscentra te huisvesten. We kunnen het ons niet permitteren te stoppen met dergelijke projecten, dan loopt de hele asielketen dicht.”

Ook de gemeente wijst op de woningcrisis. “Het liefst zou je overal kleinschalige projecten willen,” zegt een woordvoerder, “maar waar we nu toe hebben besloten is een eerste stap.” Ook benadrukt ze dat niet alles misgaat op de grote complexen. “Wij horen ook veel positieve verhalen.”

Startblok Riekerhaven was in 2016 het eerste gemengde wooncomplex waar studenten en statushouders samenwoonden. Beeld Rink Hof
Startblok Riekerhaven was in 2016 het eerste gemengde wooncomplex waar studenten en statushouders samenwoonden.Beeld Rink Hof

Luister ook naar deze aflevering van de wekelijkse podcast Amsterdam wereldstad:

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden