PlusReportage

Hoe is het om familie te zijn van een grootheid uit de geschiedenis?

Hoe is het om nazaat te zijn van Montessori, Berlage, Van Hall en Hodgkin? Vier afstammelingen van grootheden uit de geschiedenis aan het woord. ‘Pas later kwam het besef hoe bijzonder mijn overgrootmoeder Maria Montessori was en hoe groots haar visie.’

Sara Luijters
Helen Henny in de voormalige studeerkamer van Maria Montessori aan de Koninginneweg.  Beeld Friso Keuris
Helen Henny in de voormalige studeerkamer van Maria Montessori aan de Koninginneweg.Beeld Friso Keuris

Helen Henny: ‘Altijd aan het werk, met een sigaret in haar mondhoek.’

Helen Henny (64), psycholoog, is de achterkleindochter van Maria Montessori, de Italiaanse arts en pedagoog die wereldberoemd werd vanwege het naar haar genoemde montessorionderwijs.

“Ik ben twee jaar na het overlijden van mijn overgrootmoeder Maria Montessori geboren, in 1954. Mijn moeder Marilena was haar eerste kleinkind, en mijn moeders vader Mario was Maria’s enige zoon. Geboren als onwettig kind, groei­de hij op bij familie op het platteland. Niemand mocht weten dat Maria een zoon had, anders kon ze haar werk als arts en pedagoog niet voortzetten. Ze werd een van de eerste vrouwelijke artsen van Italië.

Vanaf Mario’s veertiende jaar waren hij en zijn moeder onafscheidelijk. Hij werd haar steun en toeverlaat, maar voor de buitenwereld zou hij altijd haar neef of geadopteerde zoon blijven.

Maria Montessori (1870-1952) Beeld Getty Images
Maria Montessori (1870-1952)Beeld Getty Images

Als kind leidde mijn moeder een nomadenbestaan, samen met haar broers, zuster, ouders en Maria. In 1937 kwamen ze naar Nederland op uitnodiging van de familie Pierson en hun dochter Ada, met wie Mario later zou ­hertrouwen. Hij was begin jaren dertig gescheiden van Marilena’s moeder, de Amerikaanse Helen. In Nederland vestigde de familie zich eerst een tijd in Laren, waar ze een model-Montessorischool stichtten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleven Maria en Mario in India. In 1946 keerden ze terug en namen hun intrek aan de Koninginneweg in Amsterdam, in het pand dat het hoofdkwartier zou worden van Association Montessori Internationale. In 1950 werd Maria benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en ontving ze een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam.

Mijn moeder sprak over Maria als haar dierbare grootmoeder. Een geniale vrouw met humor en charisma, die altijd aan het werk was, met een sigaret in haar mondhoek. Naast dat ze een wetenschapper pur sang was, hield ze ook van koken samen met de familie en nam ze de kleinkinderen mee naar de film.

Als kind kwam ik vaak bij mijn grootvader Mario in Baarn, hij was geen doorsnee opa. Mensen van over de hele wereld kwamen op bezoek. Voor mij was het toen iets vanzelfsprekends. Pas later kwam het besef hoe bijzonder mijn overgrootmoeder was en hoe groots haar visie. Waar ik Maria het meeste om bewonder, is dat ze altijd naar haar innerlijke stem heeft geluisterd en haar eigen pad heeft bewandeld, en dat in een tijd dat dit voor vrouwen beslist niet vanzelfsprekend was.”

Julie Habraken in de voormalige raadszaal van de Amsterdamse gemeenteraad. Nu Sofitel Legend The Grand Amsterdam.   Beeld Friso Keuris
Julie Habraken in de voormalige raadszaal van de Amsterdamse gemeenteraad. Nu Sofitel Legend The Grand Amsterdam.Beeld Friso Keuris

Julie Habraken: ‘Hij heeft Amsterdam op de wereldkaart gezet.’

Julie Habraken (58), voormalig balletdanseres en manueel ­therapeut, is de kleindochter van verzetsman en oud-burgemeester van Amsterdam Gijs van Hall.

“In de media, tot aan de recente film Bankier van het Verzet, wordt mijn grootvader altijd omschreven als stug, wereldvreemd, stuntelig, en van de oude stempel. Dat strookt totaal niet met mijn herinneringen aan hem; hij was juist een warme man, die hield van mensen om zich heen. Mijn groot­ouders waren goede ballroomdansers en stonden bekend om hun gezellige etentjes en dansfeesten. Met name de jongeren in de familie kwamen graag naar hen voor allerhande advies; ze maakten tijd voor een gesprek en ­hielpen waar ze konden.

Mijn broer en ik logeerden elke vakantie bij mijn groot­ouders. Mijn grootvader had, ondanks het zichtbare verdriet door het verlies van zijn broer Wally, die door de nazi’s werd vermoord, veel humor. Hij vertelde graag een sterk verhaal en vond het vooral leuk mijn grootmoeder te plagen.

Vaak nam hij ons mee naar de ambtswoning waar we speelden als hij werkte. En als enige kleindochter werd ik ingezet als bloemenmeisje, voor koningin Juliana bij de opening van de RAI.

Gijs van Hall (1904-1977) Beeld Stadsarchief Amsterdam
Gijs van Hall (1904-1977)Beeld Stadsarchief Amsterdam

We gingen met mijn grootouders naar musea, theater en Artis. De zomers brachten we door op hun buitenplek aan de Westeinderplassen, Awater. Vernoemd naar het gedicht van Martinus Nijhoff, de neef van mijn grootmoeder. Grootvader leerde ons er zeilen en vissen en er werd veel badminton, cricket en golf gespeeld in de tuin vol rozen.

Het is voor mij onbegrijpelijk dat de nadruk altijd wordt gelegd op hoe zijn burgemeesterschap een falen en vergissing was, terwijl hij ongelooflijk veel heeft bereikt voor de stad. Onder zijn beleid werden de IJtunnel, de Bijlmer, de uitbreiding van Schiphol en het Nationaal Monument op de Dam gebouwd. Ook trok hij Amerikaanse investeerders en multinationals naar de stad en zette Amsterdam daarmee op de wereldkaart. In 1956 mobiliseerde hij binnen 24 uur zijn oude verzetsnetwerk om geld en opvang te regelen voor de grote stroom Hongaarse vluchtelingen.

Ongevraagd gaf hij het beste van zichzelf aan anderen en maakte grote persoonlijke offers voor het leven, de toekomst en het welzijn van anderen. Dat, en vooral zijn integriteit, gedrevenheid en moed, vervult mij met oprechte trots.”

Max van Rooy: ‘Mijn zoons begroeten hem als ze langs zijn standbeeld lopen: opa!’

Max van Rooy (77), journalist en schrijver, is de kleinzoon van architect Berlage, de ontwerper van beroemde Amsterdamse gebouwen. Hij werkt aan een biografie over zijn grootvader.

“Mijn moeder Miep is de jongste dochter van Hendrik Petrus Berlage, ze werd in Amsterdam ge­boren toen hij vijftig was; een nakomertje. Acht jaar later verhuisde het gezin naar Den Haag, naar een huis dat mijn grootvader had ontworpen. Zelf werd ze binnenhuisarchitect. Ik heb hem niet gekend, maar in de familie werd altijd met een zekere trots over hem gesproken. Hij was dag en nacht aan het tekenen. Een zeer zachtmoedige man die conflicten het liefste uit de weg ging. Als een discussie uit de hand dreigde te lopen, pakte hij zijn hoed van de kapstok en ging een blokje om.

Berlage was een sociaal bewogen mens, maar hij stond niet op de barricaden, zoals de Duitse architect en revolutionair Gottfried Semper, bij wie hij studeerde in Zürich. Hij wilde mensen vooral opvoeden in stijl en gaf veel lezingen op arbeidersverenigingen.

Hendrik Berlage (1856 – 1934) Beeld
Hendrik Berlage (1856 – 1934)

Toen ik jong was, had ik er een bloedhekel aan, altijd maar weer die Berlage! Later veranderde dat. Mijn tweelingzoons van 14 jaar heb ik alles verteld over hun overgrootvader. Ze begroeten hem altijd als we langs zijn standbeeld op het Victorieplein lopen: ‘Opa!’.

Op de middelbare school bleek dat ik talent had voor tekenen en schrijven, het lag in de lijn der verwachtingen dat ik bouwkunde zou gaan studeren. Maar met zo’n grootheid in de familie, moet je dat niet willen. Ik ging schrijven over architectuur, design en kunst. Onder meer voor NRC ­Handelsblad, waar ik uiteindelijk jarenlang adjunct-hoofdredacteur ben geweest.

Dat ik een biografie over Berlage wilde schrijven, wist ik al vanaf de jaren zeventig. Ik was al een eindje op weg toen mijn been in 2011, vanwege botkanker, geamputeerd moest worden. Toen stond mijn hoofd naar een ander boek, dat werd Leve het been. Inmiddels schrijf ik weer elke dag. Ik denk nog een jaartje nodig te hebben.

Het Gemeentemuseum in Den Haag vind ik zijn mooiste gebouw. En het stedenbouwkundige Plan Zuid in Amsterdam is nog steeds steengoed: monumentaal in opzet, schilderachtig in detail. Het meest bewonderenswaardige aan mijn grootvader vind ik dat hij heel succesvol was, maar óók een idealist bleef. Dat ging bij hem prima samen.”

Catherine Hodgkin: ‘Zijn gedachtengoed is na 200 jaar nog steeds relevant’ Beeld Friso Keuris
Catherine Hodgkin: ‘Zijn gedachtengoed is na 200 jaar nog steeds relevant’Beeld Friso Keuris

Catherin Hodgkin: ‘Ik moest óók een briljante wetenschapper worden’

Catherine Hodgkin (66), docent en adviseur gezondheidsbeleid in ontwikkelingsgebieden, is verre familie van de Brit Thomas Hodgkin, ontdekker van de gelijknamige ziekte.

“Als kind vond ik het nooit leuk dat mijn achternaam met een, toen nog ongeneeslijke, ziekte werd geassocieerd. En dat er twee Nobelprijswinnaars in de familie waren, ervaarde ik als een druk; ik moest óók een briljante wetenschapper worden. Veel later waardeerde ik wat ze allemaal voor wereldverbeterende dingen gedaan hebben. Mijn ­achter-achter-achter-oudoom Thomas Hodgkin werd bekend door het ontdekken van een ziekte, die pas twintig jaar na zijn overlijden zijn naam kreeg.

Minder bekend is dat hij ook heeft ge­streden tegen ongelijkheid in de gezondheidszorg en tegen alle vormen van slavernij. Ik ontdekte dit zelf pas toen ik volksgezondheid ging studeren. Thomas Hodgkin was van mening dat je als arts ook altijd politiek bent, vooral in gebieden waar armoede en ongelijkheid heerst. Tijdens mijn lessen gezondheidsbeleid aan ­tropenartsen verwijs ik naar zijn gedachtengoed, dat na twee­honderd jaar nog steeds relevant is.

Thomas Hodgkin (1798 – 1866)  Beeld Wellcome Images
Thomas Hodgkin (1798 – 1866)Beeld Wellcome Images

Persoonlijke herinneringen bewaar ik vooral aan Dorothy Hodgkin, hoewel we genetisch niet verwant zijn. Dorothy was getrouwd met de volle neef van mijn vader (Robin Hodgkin, de beroemde bergbeklimmer, red.), die opgroeiden als broers. Haar ouders waren archeologen en zij was een van de eerste vrouwen die scheikunde studeerde in Oxford. Als eerste Britse vrouw won ze in 1964 de Nobelprijs voor scheikunde, ze deed onder meer belangrijke ontdekkingen over de structuur van penicilline en van insuline.

Dorothy was onafhankelijk en een echte pionier: als vrouwelijke wetenschapper en later als werkende moeder, wat toen nauwelijks geaccepteerd was. Als kind ging ik vaak bij haar logeren, ze woonde in een groot huis in Oxford, samen met haar zus en al hun kinderen. Het was er altijd een gezellige chaos. Ik herinner me haar als een vriendelijke, vrolijke en bescheiden vrouw, met kromme vingers van de reuma. Met Thomas, de kleinzoon van dé Thomas Hodgkin, had ze toen een lange­afstandsrelatie; hij was voor zijn werk als historicus veel in Afrika.

Kleinzoon Thomas was een bevlogen marxist, tot de opstand in 1956 in Hongarije, toen keerde hij het communisme de rug toe. Dorothy was pacifist, vanwege haar be­trokkenheid bij de ‘ban de bom’-beweging mocht ze Amerika niet meer in. Toen ze al ver in de tachtig was reisde ze nog naar China voor werk. Elk jaar ontstaat er in Engeland een discussie of haar portret op een bankbiljet moet komen te staan, maar daar was ze toch net iets té omstre-den voor.”

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden