PlusAchtergrond
Het koraalrode rosalientje: meegelift uit de Provence en prima op zijn plek in Amsterdam
De natuur in de stad verandert. Nieuwe dieren en planten komen hierheen en oude bekenden krijgen een nieuwe plek. Vandaag: het rosalientje – koraalhelmkruid – verruilde een wijnchateau voor de stad.
“Dat is snel gegaan.” Urbaan ecoloog Ton Denters werpt een blik op een driehoekje groen in de Barentzstraat op een van de Westelijke Eilanden, maar loopt door, de hoek om. Net na een bouwsteiger buigt hij, inspecteert de lange stengels, met daaraan bolletjes, die tegen de muur van een woning op groeien en schudt zijn hoofd. “Uitgebloeid. Maar die krijgen vast nog een tweede bloei.”
Sinds 1985 telt Denters, auteur van Stadsflora van de Lage Landen, in Amsterdam ongeveer 210 nieuwe soorten stadsplanten. Daarvan is dit plantje, die in bloei fraaie, koraalrode bloemetjes heeft, recent ontdekt. In 2017 fietste hij over het pleintje toen zijn getrainde oog iets spotte dat hij niet eerder had gezien. Hij twijfelde. “Het leek op helmkruid, maar het zag er gek uit.” Er stonden een stuk of acht planten. “Uit Zuid-Europa, dat zag ik wel, maar wat het precies was? Geen idee.”
Het ‘botanisch recherchewerk’ naar de herkomst van het plantje begon, zoals hij zo vaak doet als hij iets tegenkomt of iemand hem een foto van iets groens toestuurt. Bieden de boeken en het archief geen uitkomst, dan start een rondje langs de omwonenden.
“Die ken ik wel,” zei de man die pal achter de plantjes woonde. De buurman zag de koraalrode bloemetjes eerder bij zijn favoriete wijnchateau in Zuid-Frankrijk, daarvandaan moeten de kleine zaden met hem zijn meegereisd naar Amsterdam, onder schoenen of tentmateriaal, of misschien via de auto. Eerst dook het plantje op in de tuin, later ook erbuiten en nu verspreidt het zich door de hele stad. Op vochtige, beschaduwde straatdelen, langs muren, blijkt de Scrophularia peregrina ook hier prima op zijn plek, zegt Denters. “En insecten zijn er dol op.”
Bijzondere nieuwkomer
De Nederlandse naam: koraalhelmkruid, of rosalientje voor insiders. Naar het wijnchateau Sainte Roseline in de Provence. Denters durft deze nieuweling inmiddels wel zijn ‘geheime lieveling’ te noemen, maar een kleine tien minuten fietsen verderop, staat op het Van Hogendorpplein nog een iets oudere, maar bijzondere nieuwkomer. “Een attractie.” De Amsterdamse kransnemesia, verwant aan de leeuwenbek, was tot voor kort uniek voor Europa. Recent dook het plantje ook op in Hilversum en Utrecht, waarschijnlijk via excursiegangers die hem eerst hier hadden bewonderd.
Het is een plant met witte bloemetjes die groeien in kransvorm, te vinden langs muren en stoepranden. In 1995 werd hij ontdekt verderop in de Chassébuurt en verspreidde zich naar minstens twintig andere plekken in de stad. Maar van oorsprong is het een inwoner van Zuid-Afrika. “Een stagiaire van de Hortus had het plantje mee naar huis genomen en op haar balkon gezet. Daar moet hij vandaan zijn gekomen. Omdat de ecologische setting vergelijkbaar is met de Zuid-Afrikaanse beschaduwde puinhellingen kon de plant daarna hier op eigen kracht inburgeren.”
Hij deelt alle nieuwelingen grofweg in, in twee categorieën: planten die zich natuurlijk uitbreiden en meelifters met menselijke activiteiten. Dat laatste heeft de overhand. “En dan heb je nog wat ik noem de hipsterflora,” zegt hij en hij lacht. “Afkomstig van de superfoods. Zo verschijnt chia en masse op straat, en de quinoaplant zie ik ook wel. Maar deze zijn nog niet echt ingeburgerd, hoor.”
De kransnemesia werd ontdekt in een periode dat er niet vaak nieuwe soorten opdoken, maar sindsdien nam het aantal ontdekkingen rap toe. Flora verandert continu, zegt Denters, maar het tempo waarin nieuwe soorten stadsplanten worden ontdekt is nu ‘ongekend hoog’. Onlangs nog vond hij een oranje steenraket in de Spaarndammerbuurt. “Ontdekten we eerst één in de tien jaar iets, nu zijn het er ieder jaar zeven.”
Die hoge ontdekkingsgraad wijt hij aan meerdere oorzaken. Momenteel is de stadsflora erg populair onder floristen en meer ogen nemen meer waar. Maar we reizen ook meer, dus we nemen veel mee van ver. Daarnaast groeide in de stad, bij zowel bewoners als de gemeente, de laatste jaren het besef dat we verliezen aan biodiversiteit en dat het niet erg is om af en toe wat te laten staan. “We zijn toleranter naar onverwachts groen.”
En dan is het klimaat nog een andere belangrijke oorzaak. “Die nieuwe planten komen overal vandaan, ze schuiven op met het klimaat. De hele natuur is on the move.” Wat hier eerst niet overleefde, doet dat nu wel.
Vijgenboom
Zoveel nieuwe soorten in de stad is mooi, vindt Denters. “We zijn op dit gebied een multiculturele mainport geworden. Tegelijk laat het duidelijk zien dat er iets aan de hand is.” Amsterdam is veel soorten rijker, maar mondiaal neemt de biodiversiteit op deze manier af, denkt hij. “Wat je hier ziet, gebeurt ook in andere steden. Planten die zich gemakkelijk aanpassen, verspreiden zich en overleven, de minder flexibele soorten blijven achter, waardoor het aanbod algeheel gezien vervlakt.”
Voor toekomstige nieuwkomers houdt Denters vooral de gebieden in de wereld in de gaten die twee graden warmer zijn en waar de omstandigheden min of meer zijn zoals in het Middellandse Zeegebied. Zo is het is mogelijk dat de vijgenboom deel gaan uitmaken van het stadsbeeld. “De boom van de toekomst,” noemt Denters hem. In Amsterdam trof hij al zo’n 150 spontaan gekiemde vijgenbomen aan. Vermoedelijk hebben mensen de vijgen weggegooid waarna de zaadjes uit de vrucht op stenige plekken belandden, waar ze zich vervolgens prima verder konden ontwikkelden. “Vroeger gebeurde dat ook wel, maar dan overleefden ze de strenge winters niet.”
Met het warmer worden ziet hij nu zelfs palmbomen in de stad uit zichzelf ontkiemen. Zoeken we in de toekomst verkoeling in de schaduw van de palmbladeren? “Het is niet ondenkbaar.”
Tijdelijke en permanente nieuwkomers
- In Amsterdam kennen we zo’n 1500 verschillende soorten stadsplanten. Veel daarvan zijn eendagsvliegen, die bijvoorbeeld ontsnapt zijn uit een tuin, maar daarbuiten slecht stand houden. We kennen hier ongeveer 1000 permanente wilde planten.
- Daarvan zijn er 210 (sinds 1985) nieuw in de stad.
- 60 procent van de Amsterdamse stadsplanten is nieuweling. Een groot deel hiervan is afkomstig uit het Middellandse Zeegebied.
- In de stad vind je 36 varensoorten. Veel meer dan op andere plekken in Nederland. De schubvaren, groensteel en lancetvormige streepvaren zijn daarbij uniek.
- Een archeofiet (inheems) is het tegenovergestelde van een neofiet (nieuwkomer) en was al voor 1500 in de stad te vinden. De klaproos is hiervan een voorbeeld.